Einde inhoudsopgave
RvdW 2010/923
Onvoldoende gemotiveerd oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn (mede) te wijten is aan de verdediging.
HR 06-07-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7676
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 juli 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
08/02715 P
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BL7676
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL7676, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑07‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL7676, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2010
- Wetingang
EVRM art. 6
Essentie
Profijtontneming. `s Hofs oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn (mede) te wijten is aan de verdediging, waardoor slechts sprake is van ‘enige overschrijding’, is on-voldoende gemotiveerd, nu van de gehele procedure in hoger beroep van 46 maanden hooguit een kleine zes maanden het gevolg is van een door de verdediging gedaan verzoek tot het laten opmaken van een aanvullend rapport. De Hoge Raad vermindert zelf de betalingsverplichting.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 12 juni 2008, nummer 22/000290-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.