Einde inhoudsopgave
RvdW 2010/894
Omgangsrecht. Gezagswijziging o.g.v. art. 1:251a lid 1 BW geëigend middel ter effectuering van omgangsregeling?; gronden toewijzing eenhoofdig gezag aan vader.
HR 09-07-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4301
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 juli 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven
- Zaaknummer
09/03415
- Conclusie
A-G Rank-Berenschot
- LJN
BM4301
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM4301, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑07‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM4301, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2009
- Wetingang
EVRM art. 8; BW art. 1:251a
Essentie
Omgangsrecht. Gezagswijziging o.g.v. art. 1:251a lid 1 BW geëigend middel ter effectuering van omgangsregeling?; gronden toewijzing eenhoofdig gezag aan vader.
Het wettelijk vastgelegde recht op omgang tussen ouder en kind, geworteld in art. 8 EVRM, draagt een fundamenteel karakter. De wetgever heeft onder ogen gezien dat ook gezagswijziging in aanmerking kan komen als middel ter effectuering van een omgangsregeling, zij het — zeker in de gevallen dat die maatregel ertoe zal leiden dat de verblijfplaats van het kind wordt gewijzigd — als uiterste middel. Niet-nakoming van een omgangsregeling levert slechts grond op voor een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.