Daarbij merk ik op dat de rechter niet verplicht is zijn oordeel dat een feit of omstandigheid van algemene bekendheid kan worden geacht met zoveel woorden in zijn uitspraak of de aanvulling tot uitdrukking te brengen. Vgl. HR 19 april 1977, NJ 1978/197.
HR, 10-07-2018, nr. 16/00407
ECLI:NL:HR:2018:1125
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-2018
- Zaaknummer
16/00407
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1125, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:765
ECLI:NL:PHR:2018:765, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑04‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1125
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2017
- Vindplaatsen
NJ 2018/344 met annotatie van J.M. Reijntjes
JIN 2018/143 met annotatie van C. van Oort
SR-Updates.nl 2018-0314 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2018/255
JIN 2018/143 met annotatie van C. van Oort
Uitspraak 10‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen gekwalificeerde diefstal door in te breken bij bloemenboetiek en muntgeld weg te nemen, art. 311.1 Sr. Informatie ontleend aan “Google Maps” aan te merken als feit van algemene bekendheid? Art. 339.2 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:522, inhoudende dat aan internetbron ontleend gegeven in de regel van algemene bekendheid is indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is, en ECLI:NL:HR:2011:BP0291 m.b.t. vraag of een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek ttz. ter sprake moet worden gebracht. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat het van algemene bekendheid a.b.i. art. 339.2 Sv is dat de desbetreffende woning van getuige en haar echtgenoot recht tegenover het schuifhek gelegen is. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat Hof heeft kunnen aannemen dat het voor eenieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen z.m. duidelijk was dat het hier gaat om een algemeen bekend gegeven m.b.t. de plaatselijke gesteldheid op of aan de openbare weg dat (ook) uit de algemeen toegankelijke bron "Google Maps" zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen valt, zodat dit gegeven niet bij het onderzoek ttz. ter sprake gebracht behoefde te worden. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, doet de enkele omstandigheid dat de applicatie "Google Maps" verschillende functionaliteiten kent, aan de begrijpelijkheid van ‘s Hofs oordeel niet af. Volgt verwerping. CAG: art 80a RO. Samenhang met 16/00448 (niet gepubliceerd, art. 80a RO).
Partij(en)
10 juli 2018
Strafkamer
nr. S 16/00407
MM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 januari 2016, nummer 20/002706-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof informatie die van de internetbron "www.google.nl/maps" afkomstig is, voor het bewijs heeft gebruikt terwijl die informatie niet ter terechtzitting aan de orde is gesteld.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 12 mei 2015 te Overloon tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [a-straat 1] gelegen bloemenboetiek heeft weggenomen (zakjes met) muntgeld toebehorende aan [A], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, te weten door het forceren van een raam van die boetiek."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van aangeefster [betrokkene 1] die gerechtigd was om namens [A] aangifte te doen:
Ik doe aangifte van inbraak in mijn bloemenwinkel [A] aan de [a-straat 1] te Overloon.
Op zondag (het hof begrijpt) 10 mei 2015 omstreeks 20.00 uur ben ik voor de laatste keer in de winkel geweest. Alles heb ik toen afgesloten en alles was geheel intact. Op dinsdag 12 mei 2015 omstreeks 05.00 uur stond er politie aan de deur. Zij vertelden mij dat er was ingebroken in de winkel. Ik ben toen direct naar de winkel gegaan. Ik zag dat aan de rechterzijde van de winkel, aan de [b-straat], een raam van de winkel open gebroken was. Het kantoor, rechts achter in de winkel, was helemaal overhoop gehaald en doorzocht. Uit een la van het bureau zijn meerdere zakjes met muntgeld weggenomen. Een inzameldoosje voor de kankerstichting, voor Samenloop voor hoop, wat op de toonbank stond, is ook opengemaakt en leeggehaald. De daders zijn via de nooduitgang weggegaan. Ze komen dan op het afgesloten parkeerterrein achter de winkel uit.
2. Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 2], wonende op de [b-straat 1] te Overloon:
Op dinsdag 12 mei 2015, iets na 03.00 uur lagen mijn man en ik in bed te slapen. Vanuit het slaapkamerraam heb je zicht op de [b-straat]. Ik werd wakker gemaakt door mijn man. Hij vertelde mij dat er werd ingebroken bij [A]. Mijn man zei dat hij in de winkel een lamp zag schijnen en hij had ze naar binnen zien gaan via een raam (het hof begrijpt: aan) de zijkant van de winkel. Ik ben toen direct 112 gaan bellen. Mijn man bleef vanaf het slaapkamerraam kijken wat er gebeurde. Ik ging naar een raam aan de voorzijde van de woning kijken. Ik had de man van de meldkamer nog aan de telefoon. Ik zag toen af en toe een blauwige lichtflits in de winkel. Toen kwam de politie. Mijn man was dus wakker geworden van een geluid. Toen hij ging kijken zag hij twee personen bij het raam van [A] en uiteindelijk zag hij ze in de winkel en in de winkel zag ik ook licht schijnen, met name in het kantoor van de winkel.
3. Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van de waarnemingen en/of bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1]:
Op dinsdag 12 mei 2015, omstreeks 03.45 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1], belast met de ondersteuning van de noodhulpsurveillance binnen de eenheid Oost-Brabant. Ik ben gecertificeerd en was dienstdoende als surveillancehondengeleider en had mijn diensthond Remko met mij in het dienstvoertuig. Op genoemde datum en tijdstip, hoorde ik dat portofonisch verzocht werd om met spoed te gaan naar de [a-straat] te Overloon, daar zou een melder getuige zijn van een inbraak heterdaad in een bloemenwinkel. Toen ik nog onderweg was naar Overloon hoorde ik dat een eenheid inmiddels ter plaatse was en aangaf dat er inderdaad braakschade was aan een raam van het pand en dat de collega's de komst van de hondengeleider af zouden wachten en het plaats delict zouden bevriezen.
Toen ik diezelfde dag omstreeks 04.10 uur ter plaatse kwam, wees collega [verbalisant 2] mij een verbroken raam van de winkel aan en ik hoorde dat hij tegen mij zei dat collega's rondom het pand stonden.
Hierop bekeek ik het opengebroken raam en zag dat op grove wijze met een breekijzer het hout was beschadigd en een slot was geforceerd. Ik opende voorzichtig het raam en betrad, samen met de diensthond, via het geopende raam de winkel. Hierop gaf ik mijn hond het commando zoeken. Ik zag aan het gedrag van de hond dat hij direct een geurspoor oppakte. Ik zag dat hij tekende bij de kassa, het kantoor en bij diverse openstaande lades van kasten in de winkel. Gezien het enthousiasme van de hond, kon het niet anders zijn dan dat het geurspoor zeer sterk was en dat de verdachten of nog in de winkel waren of deze pas onlangs hadden verlaten. Ik zag niemand meer in de winkel. Ik zag dat de hond vervolgens een geurspoor volgde richting de nooduitgang aan de achterzijde van het pand. Ik zag dat de diensthond tekende door tegen de deur aan te springen en rondjes te blijven draaien bij de deur. Hierop voelde ik aan de nooddeur en voelde dat deze ontgrendeld was. Ik zag dat ik met de diensthond op een soort binnenplaats kwam, die geheel was voorzien van grote hekwerken of gebouwen, waar men niet zomaar uit kon ontsnappen. Ik zag dat de hond wederom een geurspoor oppakte en verder de binnenplaats op liep om het pand heen. Ik zag dat het parkeerterrein afgesloten was middels een groot schuifhek en zag dat deze uitkwam op de [b-straat] te Overloon. Ik zag daar een collega staan.
Toen ik met de diensthond twee geparkeerde auto's naderde, hoorde ik een mannenstem roepen: "Meneer oké, oké, we zijn hier, houdt u alstublieft die hond vast." of woorden van gelijke strekking. Ik zag vervolgens vanuit de richting van het roepen, twee manspersonen bij de voorzijde van de geparkeerde Mercedes, in de struiken verstopt zitten. Ik zag dat beide mannen gehurkt op de grond zaten. Hierop riep ik: "Politie, jullie zijn aangehouden." Ik hoorde dat mijn diensthond in de tussentijd luid blafte. Deze mannen bleken later, op het bureau van politie te zijn:
[medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]
en
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]
Nadat beide mannen onder controle waren, liep ik met mijn diensthond naar de plek waar de beide mannen verstopt hadden gezeten. Ik zag niet nog meer verdachten, maar zag wel diverse goederen liggen op de plek waar die mannen hadden gezeten. Ik zag twee paar werkhandschoenen op de grond liggen, een kleine zaklamp, een plastic tas met muntgeld en een breekijzer. Ik zag dat deze goederen niet vochtig waren, terwijl de omgeving wel wat vochtig was door het ochtenddauw.
4. De waarnemingen van het hof inhoudende:
Het hof neemt op de foto's die zich op pagina's 71 tot en met 76 in het dossier bevinden waar dat de binnenplaats waartoe de nooddeur toegang geeft, aan de straatzijde van de [a-straat] wordt afgesloten door een zeer hoog hek (pagina 73). De achterzijde en de rechter kant (gezien met de rug naar de achterzijde van de winkel) van de binnenplaats wordt afgesloten door een hoog gebouw en hoge (haag)begroeiing (pagina's 73, 74 en 75). De binnenplaats wordt aan de straatkant van de [b-straat] afgesloten door een middelhoog schuifhek (pagina 76) waar men overheen zou kunnen klimmen."
2.2.3.
Het Hof heeft voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het bewijs dat verdachte de inbraak heeft gepleegd dan wel medepleger hiervan is geweest, ontbreekt, temeer nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte één van de twee personen is geweest die de man van [betrokkene 2] de winkel heeft zien binnengaan. (...)
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op de waarnemingen van het hof, mede bezien in combinatie met de beelden van Google maps van de omgeving van de plaats delict [voetnoot hof: Zie hiervoor de openbare bron www.google.nl/maps], is voor het hof komen vast te staan dat het pand waarin [A] was gevestigd, zich bevindt op de hoek van de [a-straat] en de [b-straat] en dat de binnenplaats achter de winkel [A] wordt omsloten door een hoog hekwerk bij de uitgang aan de [a-straat], door bebouwing en (haag)begroeiing en tenslotte door een middelhoog schuifhek bij de uitgang aan de [b-straat]. Blijkens Google maps bevindt de woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot zich recht tegenover bedoeld schuifhek.
Het hof leidt uit de verklaring van [betrokkene 2] af dat het echtpaar vanaf het moment dat de echtgenote van [betrokkene 2] een lichtschijnsel in de winkel had waargenomen tot in ieder geval het moment dat de politie arriveerde, constant zicht heeft gehouden op de winkel en tevens op het schuifhek, over welk hek de binnenplaats verlaten kon worden."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang:
- art. 339, tweede lid, Sv:
"Feiten of omstandigheden van algemeene bekendheid behoeven geen bewijs."
- art. 301, vierde lid, Sv:
"Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld."
2.4.1.
Ingevolge art. 339, tweede lid, Sv behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In de regel is een gegeven dat aan een internetbron is ontleend van algemene bekendheid indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. (Vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, rov. 2.4.)
2.4.2.
Geen rechtsregel dwingt de rechter ertoe een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting ter sprake te brengen. Indien echter niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, behoort de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Aldus wordt voorkomen dat hij zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten. Indien bij dat onderzoek op de terechtzitting vervolgens het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt wordt ingenomen dat en waarom het gegeven niet van algemene bekendheid is, zal de rechter in geval van afwijking van dat standpunt in zijn uitspraak op de voet van art. 359, tweede lid, Sv de redenen dienen op te geven die daartoe hebben geleid. (Vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, rov. 3.2.2.)
2.5.
Het Hof heeft blijkens de hiervoor in 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven bewijsvoering en de daarin opgenomen verwijzing naar "de openbare bron www.google.nl/maps" kennelijk geoordeeld dat het van algemene bekendheid in de zin van art. 339, tweede lid, Sv is dat de desbetreffende woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot recht tegenover het schuifhek is gelegen. Dat oordeel getuigt - in het licht van hetgeen hiervoor onder 2.4.1 en 2.4.2 is overwogen - niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het Hof heeft kunnen aannemen dat het voor eenieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen zonder meer duidelijk was dat het hier gaat om een algemeen bekend gegeven met betrekking tot de plaatselijke gesteldheid op of aan de openbare weg dat (ook) uit de algemeen toegankelijke bron "Google Maps" zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen valt, zodat dit gegeven niet bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake gebracht behoefde te worden. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, doet de enkele omstandigheid dat de applicatie "Google Maps" verschillende functionaliteiten kent, aan de begrijpelijkheid van het oordeel van het Hof niet af.
2.6.
Het middel faalt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien weken.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze negen weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in het bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018.
Conclusie 24‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen gekwalificeerde diefstal door in te breken bij bloemenboetiek en muntgeld weg te nemen, art. 311.1 Sr. Informatie ontleend aan “Google Maps” aan te merken als feit van algemene bekendheid? Art. 339.2 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:522, inhoudende dat aan internetbron ontleend gegeven in de regel van algemene bekendheid is indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is, en ECLI:NL:HR:2011:BP0291 m.b.t. vraag of een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek ttz. ter sprake moet worden gebracht. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat het van algemene bekendheid a.b.i. art. 339.2 Sv is dat de desbetreffende woning van getuige en haar echtgenoot recht tegenover het schuifhek gelegen is. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat Hof heeft kunnen aannemen dat het voor eenieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen z.m. duidelijk was dat het hier gaat om een algemeen bekend gegeven m.b.t. de plaatselijke gesteldheid op of aan de openbare weg dat (ook) uit de algemeen toegankelijke bron "Google Maps" zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen valt, zodat dit gegeven niet bij het onderzoek ttz. ter sprake gebracht behoefde te worden. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, doet de enkele omstandigheid dat de applicatie "Google Maps" verschillende functionaliteiten kent, aan de begrijpelijkheid van ‘s Hofs oordeel niet af. Volgt verwerping. CAG: art 80a RO. Samenhang met 16/00448 (niet gepubliceerd, art. 80a RO).
Nr. 16/00407 Zitting: 24 april 2018 (bij vervroeging) | Mr. B.F. Keulen Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 19 januari 2016 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Het hof heeft voorts de vordering van de benadeelde partij toegewezen, een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en beslist op twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
Er bestaat samenhang met de zaak 16/00448. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed. Het hof heeft volgens de steller ‘in zijn bewijsmotivering (al dan niet in reactie op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt) redengevende feiten of omstandigheden opgenomen, terwijl die feiten of omstandigheden blijkens die motivering niet zijn ontleend aan enig bewijsmiddel, de bron waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend niet ter zitting is besproken, niet duidelijk is weergegeven hoe het hof die bron geraadpleegd heeft en die feiten of omstandigheden niet, althans niet zonder meer, kunnen worden geacht van algemene bekendheid te zijn.’
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat:
‘hij op 12 mei 2015 te Overloon tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [a-straat 1] gelegen bloemenboetiek heeft weggenomen (zakjes met) muntgeld toebehorende aan [A] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, te weten door het forceren van een raam van die boetiek.’
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van vindplaatsen):
‘1.
Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van aangeefster [betrokkene 1] die gerechtigd was om namens [A] aangifte te doen:
“Ik doe aangifte van inbraak in mijn bloemenwinkel [A] aan de [a-straat 1] te Overloon.
Op zondag (het hof begrijpt) 10 mei 2015 omstreeks 20.00 uur ben ik voor de laatste keer in de winkel geweest. Alles heb ik toen afgesloten en alles was geheel intact.
Op dinsdag 12 mei 2015 omstreeks 05.00 uur stond er politie aan de deur. Zij vertelden mij dat er was ingebroken in de winkel. Ik ben toen direct naar de winkel gegaan. Ik zag dat aan de rechterzijde van de winkel, aan de [b-straat] , een raam van de winkel open gebroken was. Het kantoor, rechts achter in de winkel, was helemaal overhoop gehaald en doorzocht. Uit een la van het bureau zijn meerdere zakjes met muntgeld weggenomen. Een inzameldoosje voor de kankerstichting, voor Samenloop voor hoop, wat op de toonbank stond, is ook opengemaakt en leeggehaald. De daders zijn via de nooduitgang weggegaan. Ze komen dan op het afgesloten parkeerterrein achter de winkel uit.”
2.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 2] , wonende op de [b-straat 1] te Overloon:
“Op dinsdag 12 mei 2015, iets na 03.00 uur lagen mijn man en ik in bed te slapen. Vanuit het slaapkamerraam heb je zicht op de [b-straat] . Ik werd wakker gemaakt door mijn man. Hij vertelde mij dat er werd ingebroken bij [A] . Mijn man zei dat hij in de winkel een lamp zag schijnen en hij had ze naar binnen zien gaan via een raam (het hof begrijpt: aan) de zijkant van de winkel. Ik ben toen direct 112 gaan bellen. Mijn man bleef vanaf het slaapkamerraam kijken wat er gebeurde. Ik ging naar een raam aan de voorzijde van de woning kijken. Ik had de man van de meldkamer nog aan de telefoon. Ik zag toen af en toe een blauwige lichtflits in de winkel. Toen kwam de politie. Mijn man was dus wakker geworden van een geluid. Toen hij ging kijken zag hij twee personen bij het raam van [A] en uiteindelijk zag hij ze in de winkel en in de winkel zag ik ook licht schijnen, met name in het kantoor van de winkel.”
3.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van de waarnemingen en/of bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1] :
“Op dinsdag 12 mei 2015, omstreeks 03.45 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met de ondersteuning van de noodhulpsurveillance binnen de eenheid Oost- Brabant. Ik ben gecertificeerd en was dienstdoende als surveillancehondengeleider en had mijn diensthond Remko met mij in het dienstvoertuig. Op genoemde datum en tijdstip, hoorde ik dat portofonisch verzocht werd om met spoed te gaan naar de [a-straat] te Overloon, daar zou een melder getuige zijn van een inbraak heterdaad in een bloemenwinkel. Toen ik nog onderweg was naar Overloon hoorde ik dat een eenheid inmiddels ter plaatse was en aangaf dat er inderdaad braakschade was aan een raam van het pand en dat de collega ’s de komst van de hondengeleider af zouden wachten en het plaats delict zouden bevriezen.
Toen ik diezelfde dag omstreeks 04.10 uur ter plaatse kwam, wees collega [verbalisant 2] mij een verbroken raam van de winkel aan en ik hoorde dat hij tegen mij zei dat collega ’s rondom het pand stonden.
Hierop bekeek ik het opengebroken raam en zag dat op grove wijze met een breekijzer het hout was beschadigd en een slot was geforceerd. Ik opende voorzichtig het raam en betrad, samen met de diensthond, via het geopende raam de winkel. Hierop gaf ik mijn hond het commando zoeken. Ik zag aan het gedrag van de hond dat hij direct een geurspoor oppakte. Ik zag dat hij tekende bij de kassa, het kantoor en bij diverse openstaande lades van kasten in de winkel. Gezien het enthousiasme van de hond, kon het niet anders zijn dan dat het geurspoor zeer sterk was en dat de verdachten of nog in de winkel waren of deze pas onlangs hadden verlaten. Ik zag niemand meer in de winkel. Ik zag dat de hond vervolgens een geurspoor volgde richting de nooduitgang aan de achterzijde van het pand. Ik zag dat de diensthond tekende door tegen de deur aan te springen en rondjes te blijven draaien bij de deur. Hierop voelde ik aan de nooddeur en voelde dat deze ontgrendeld was. Ik zag dat ik met de diensthond op een soort binnenplaats kwam, die geheel was voorzien van grote hekwerken of gebouwen, waar men niet zomaar uit kon ontsnappen. Ik zag dat de hond wederom een geurspoor oppakte en verder de binnenplaats op liep om het pand heen. Ik zag dat het parkeerterrein afgesloten was middels een groot schuifhek en zag dat deze uitkwam op de [b-straat] te Overloon. Ik zag daar een collega staan.
Toen ik met de diensthond twee geparkeerde auto ’s naderde, hoorde ik een mannenstem roepen: “Meneer oké, oké, we zijn hier, houdt u alstublieft die hond vast. ” of woorden van gelijke strekking. Ik zag vervolgens vanuit de richting van het roepen, twee manspersonen bij de voorzijde van de geparkeerde Mercedes, in de struiken verstopt zitten. Ik zag dat beide mannen gehurkt op de grond zaten. Hierop riep ik: “Politie, jullie zijn aangehouden. ” Ik hoorde dat mijn diensthond in de tussentijd luid blafte. Deze mannen bleken later, op het bureau van politie te zijn:
[medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]
en
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]
Nadat beide mannen onder controle waren, liep ik met mijn diensthond naar de plek waar de beide mannen verstopt hadden gezeten. Ik zag niet nog meer verdachten, maar zag wel diverse goederen liggen op de plek waar die mannen hadden gezeten. Ik zag twee paar werkhandschoenen op de grond liggen, een kleine zaklamp, een plastic tas met muntgeld en een breekijzer. Ik zag dat deze goederen niet vochtig waren, terwijl de omgeving wel wat vochtig was door het ochtenddauw.”
4.
De waarnemingen van het hof inhoudende:
Het hof neemt op de foto ’s die zich op pagina 's 71 tot en met 76 in het dossier bevinden waar dat de binnenplaats waartoe de nooddeur toegang geeft, aan de straatzijde van de [a-straat] wordt afgesloten door een zeer hoog hek (pagina 73). De achterzijde en de rechter kant (gezien met de rug naar de achterzijde van de winkel) van de binnenplaats wordt afgesloten door een hoog gebouw en hoge (haag)begroeiing (pagina’s 73, 74 en 75). De binnenplaats wordt aan de straatkant van de [b-straat] afgesloten door een middelhoog schuifhek (pagina 76) waar men overheen zou kunnen klimmen.’
7. Het hof heeft het volgende overwogen omtrent het bewijs (met inbegrip van een voetnoot):
‘De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het bewijs dat verdachte de inbraak heeft gepleegd dan wel medepleger hiervan is geweest, ontbreekt, temeer nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte één van de twee personen is geweest die de man van [betrokkene 2] de winkel heeft zien binnengaan. Bovendien ontbreekt er volgens de raadsman het bewijs voor medeplegen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op de waarnemingen van het hof, mede bezien in combinatie met de beelden van Google maps van de omgeving van de plaats delict [voetnoot hof: Zie hiervoor de openbare bron www.google.nl/maps], is voor het hof komen vast te staan dat het pand waarin [A] was gevestigd, zich bevindt op de hoek van de [a-straat] en de [b-straat] en dat de binnenplaats achter de winkel [A] wordt omsloten door een hoog hekwerk bij de uitgang aan de [a-straat] , door bebouwing en (haag)begroeiing en tenslotte door een middelhoog schuifhek bij de uitgang aan de [b-straat] . Blijkens Google maps bevindt de woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot zich recht tegenover bedoeld schuifhek.
Het hof leidt uit de verklaring van [betrokkene 2] af dat het echtpaar vanaf het moment dat de echtgenote van [betrokkene 2] een lichtschijnsel in de winkel had waargenomen tot in ieder geval het moment dat de politie arriveerde, constant zicht heeft gehouden op de winkel en tevens op het schuifhek, over welk hek de binnenplaats verlaten kon worden. Nadat de politie ter plaatse kwam, bevroren zij de plaats delict en stonden er verbalisanten rondom het pand, evenals bij het eerder genoemde schuifhek.
Bij gebrek aan vermelding hiervan door [betrokkene 2] en de politie, houdt het hof het ervoor dat er geen andere personen de winkel zijn ingegaan of daar uit zijn gekomen en evenmin dat andere personen de binnenplaats zijn opgekomen of daarvan af zijn gekomen. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen zijn er in de winkel noch op de binnenplaats andere personen dan verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen.
Voorts is voor het hof komen vast te staan dat de diensthond in de winkel een vers geurspoor oppikte dat leidde naar de nooduitgang. Deze nooduitgang was ontgrendeld. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de inbrekers het pand via de nooddeur hebben verlaten. De betreffende nooddeur geeft toegang tot voornoemde binnenplaats. Op deze binnenplaats worden verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen, verscholen in de struiken achter een auto. Voorts trof de verbalisant op de plek waar verdachte en zijn medeverdachte zich verscholen hielden twee paar werkhandschoenen, een zaklamp, een breekijzer en een zak kleingeld aan. Blijkens de aangifte is uit de winkel muntgeld weggehaald, zodat het hof het ervoor houdt dat deze zak met kleingeld de buit van de winkeldiefstal betreft. Uit het feit dat deze goederen niet vochtig waren, terwijl de omgeving dit wel was door ochtenddauw, leidt het hof af dat deze goederen zich pas zeer recent op de binnenplaats bevonden. Hierbij merkt het hof nog op dat de blauwe lichtflitsen die zijn waargenomen door [betrokkene 2] en haar man, verklaard kunnen worden door de aangetroffen zaklamp. Het breekijzer komt overeen met het soort inbrekerswerktuig waarmee blijkens het relaas van de verbalisant het raam is geforceerd.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, en gezien de omstandigheid dat verdachte voor zijn aanwezigheid op de binnenplaats, hetgeen in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte ten laste gelegde strafbare feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, is voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat verdachte en zijn medeverdachte degenen zijn geweest die de ten laste gelegde inbraak hebben gepleegd.
Het verweer van de raadsman vindt derhalve zijn weerlegging in de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het hof verwerpt het verweer in al haar onderdelen. Hetgeen de raadsman voor het overige in het kader van de bepleite vrijspraak heeft aangevoerd maakt dit oordeel niet anders.’
8. De toelichting op het middel stelt dat het hof heeft overwogen dat uit waarneming van het hof, mede bezien in combinatie met de beelden van Google Maps van de omgeving van de plaats delict, blijkt dat de woning van de getuige [betrokkene 2] gelegen is recht tegenover het hek waarmee de binnenplaats is afgezet. Daarmee zou het hof buiten de terechtzitting en na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting waarnemingen hebben gedaan die het aan de bewezenverklaring ten grondslag heeft gelegd. Het hof zou immers voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden hebben waargenomen in ‘beelden van Google Maps van de plaats delict’, terwijl uit niets blijkt dat die beelden op de zitting zijn getoond en/of besproken. Daarmee is de verdediging de mogelijkheid onthouden zich uit te laten over wat de precieze inhoud en betekenis is van een door het hof geraadpleegde bron, aldus de steller van het middel.
9. Ingevolge art. 338 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. Als wettig bewijsmiddel wordt erkend, voor zover hier van belang, de eigen waarneming van de rechter (art. 339 lid 1 sub 1ᵒ Sv). Daaronder wordt verstaan de waarneming van de rechter ‘welke bij het onderzoek op de terechtzitting door hem persoonlijk is geschied’ (art. 340 Sv). Daarnaast is in verband met de beoordeling van het middel van belang dat feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs behoeven (art. 339 lid 2 Sv).
10. Voor zover het middel blijkens de toelichting tot uitgangspunt neemt dat ten aanzien van de vaststelling van het hof dat de woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot zich recht tegenover het schuifhek bevindt, sprake is van het gebruik voor het bewijs van de eigen waarneming van de rechter als bedoeld in art. 340 Sv, berust het middel naar het mij voorkomt op een verkeerde lezing van het bestreden arrest. Het hof overweegt eerst dat ‘(g)elet op de waarnemingen van het hof, mede bezien in combinatie met de beelden van Google maps van de omgeving van de plaats delict’ voor het hof is komen vast te staan dat het pand waarin [A] was gevestigd, zich bevindt op de hoek van de [a-straat] en de [b-straat] en dat de binnenplaats achter de winkel [A] wordt omsloten door een hoog hekwerk bij de uitgang aan de [a-straat] , door bebouwing en (haag)begroeiing en tenslotte door een middelhoog schuifhek bij de uitgang aan de [b-straat] . Met zijn verwijzing naar ‘de waarnemingen van het hof’ doelt het hof kennelijk op zijn als bewijsmiddel 4 gebezigde waarnemingen op basis de zich in het dossier bevindende foto’s. Die waarnemingen zijn klaarblijkelijk op de terechtzitting gedaan alwaar die foto’s in aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman zijn bekeken en besproken. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2015 en 5 januari 2016 houdt in dit verband als verklaring van de verdachte in: ‘U, voorzitter, toont mij de foto’s van de binnenplaats zoals deze zijn opgenomen in het dossier op de pagina’s 71 tot en met 76 en deelt mede dat op deze foto’s is te zien dat de binnenplaats aan alle zijden is afgesloten door hekken, (haag)begroeiing dan wel een hoog gebouw.’ Ik merk hierbij op dat het hof reeds uit bewijsmiddel 1 heeft kunnen afleiden dat het pand waarin [A] is gevestigd, zich bevindt op de hoek van de [a-straat] en de [b-straat] .
11. Het hof overweegt vervolgens dat ‘(b)lijkens Google maps’ de woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot zich recht tegenover het schuifhek bevindt. Het hof heeft deze ligging van de woning ten opzichte van het schuifhek blijkbaar van algemene bekendheid geacht in de zin van art. 339 lid 2 Sv. Daarop wijst dat het hof www.google.nl/maps aanduidt als een openbare bron.1.
12. Ten aanzien van de klacht dat het feit dat de woning van [betrokkene 2] zich recht tegenover het schuifhek bevindt niet, althans niet zonder meer, kan gelden als van algemene bekendheid, merk ik het volgende op.
13. In HR 24 november 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0075, NJ 1988/686 overwoog Uw Raad dat een voor een ieder zonder enig onderzoek waarneembare plaatselijke gesteldheid van algemene bekendheid kan zijn in de zin van art. 339 lid 2 Sv. In die zaak konden de rechtbank en het hof als feit of omstandigheid van algemene bekendheid aanmerken dat de Lange Hilleweg (in Rotterdam) deel uitmaakt van een dichtbevolkte woonbuurt.2.In HR 2 juni 1964, NJ 1964/429 m.nt. Röling had Uw Raad al eens overwogen ‘dat een plaatselijke gesteldheid, welke op of van den openbaren weg voor elk en een iegelijk waarneembaar is, „van algemene bekendheid" kan zijn in den zin van art. 339 tweede lid Sv’. De rechtbank had in die zaak de door haar aangegeven gesteldheid van het wegdek (vrij sterk oplopend) en de kruising (onoverzichtelijk) kunnen aanmerken als feiten of omstandigheden van algemene bekendheid. In HR 21 mei 1957, NJ 1957/481 m.nt. Röling overwoog Uw Raad dat de rechtbank de verkeerssituaties op het Spui en de Lange Poten respectievelijk op het Buitenhof en het Binnenhof blijkbaar had beschouwd als van algemene bekendheid.
14. Naar het mij voorkomt heeft het hof het feit dat de woning van [betrokkene 2] zich recht tegenover het schuifhek bevindt reeds als van algemene bekendheid kunnen aanmerken op de grond dat hier sprake is van een voor een ieder zonder enig onderzoek waarneembare plaatselijke gesteldheid. Hierbij neem ik in aanmerking dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat zowel die woning als het schuifhek zich bevindt aan de [b-straat] te Overloon. De ligging van de woning ten opzichte van het schuifhek is aldus op of van de openbare weg waarneembaar (zie ook hierna). De situatie ter plaatse is bovendien voor de verdachte zelf – ook letterlijk – geen onbekend terrein, zoals onder meer kan blijken uit zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep dat hij in de nacht van het ten laste gelegde op de achter het winkelpand gelegen binnenplaats is geweest. Hoewel ik meen dat de klacht dat geen sprake is van een feit van algemene bekendheid reeds op deze grond faalt, merk ik nog het volgende op over de klacht die ziet op het gebruik van Google Maps.
15. Van algemene bekendheid zijn die gegevens ‘die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen’.3.De enkele omstandigheid dat een bepaald gegeven aan openbare bronnen op het internet kan worden ontleend, brengt op zichzelf nog niet mee dat zo een gegeven daarom een feit of omstandigheid van algemene bekendheid is in de hier bedoelde zin. Bij feiten of omstandigheden van algemene bekendheid gaat het in de regel om gegevens die geen specialistische kennis veronderstellen en waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is.4.In HR 13 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6374, NJ 2007/627 had het hof ter weerlegging van het verweer dat het feitelijk onmogelijk was dat de verdachte aan de overval had meegedaan, gebruik gemaakt van routeplanners. Uw Raad oordeelde dat aangezien de afstand tussen verdachtes woning en de plaats waar de overval had plaatsgevonden, alsmede de gemiddelde reisduur voor deze afstand zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen zijn te achterhalen, deze gegevens zijn aan te merken als feiten van algemene bekendheid.5.
16. Het middel bestrijdt terecht niet dat Google Maps kan worden aangemerkt als een algemeen toegankelijke bron.6.De door het hof bedoelde ligging van de woning tegenover het schuifhek is naar het mij voorkomt aan te merken als een gegeven dat ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen zonder noemenswaardige moeite – met behulp van de Street View-functie – uit Google Maps kan achterhalen. Daarbij is van belang dat de bewijsmiddelen inhouden wat de adressen zijn van die woning ( [b-straat 1] te Overloon, bewijsmiddel 2) en van de winkel [A] ( [a-straat 1] , bewijsmiddel 1) en dat het desbetreffende schuifhek de achter de winkel gelegen binnenplaats afsluit aan de straatkant van de [b-straat] (bewijsmiddelen 3 en 4). Raadpleging van Street View – zoals het hof kennelijk heeft gedaan – wijst uit dat de woning [b-straat 1] zich bevindt aan de ene zijde van die weg en dat het kennelijk door het hof bedoelde schuifhek zich recht tegenover die woning bevindt aan de andere zijde van de weg.7.
17. De steller van het middel wijst erop dat Google Maps een applicatie met allerlei functionaliteiten is. De omgeving kan van bovenaf (verticaal) worden bekeken op een zelf in te stellen schaal, waarbij kan gekozen worden voor een kaart- of een fotografische weergave. En het is ook mogelijk om op straatniveau de omgeving (horizontaal) te bekijken vanuit alle hoeken en standen. De mededeling dat het hof kennis heeft genomen van een openbare bron, waarmee het hof minst genomen zou suggereren dat een ieder kan nadoen wat het hof heeft gedaan en dan zal zien wat het hof heeft gezien, zou daarmee ‘enigszins misleidend’ zijn en een deel van de bewijsmotivering oncontroleerbaar. Ik kan de steller van het middel daarin niet volgen. Dat Google Maps de mogelijkheid biedt om de omgeving op straatniveau ‘vanuit alle hoeken en standen’ te bekijken, komt de kennis van de situatie ter plaatse ten goede, terwijl zonder nadere toelichting niet valt in te zien waarom de bedoelde functionaliteit zou betekenen dat een deel van de bewijsvoering, in het bijzonder wat betreft de ligging van de woning tegenover het schuifhek, oncontroleerbaar is. De toepassing van deze functionaliteit is zeker niet alleen aan specialisten voorbehouden; zeer velen kunnen nadoen wat het hof heeft gedaan. De ligging van de woning betreft naar het mij voorkomt bovendien een gegeven waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. Een dergelijke betwisting komt in de schriftuur ook niet voor.
18. Nu het hof de ligging van de woning tegenover het schuifhek heeft kunnen aanmerken als een feit van algemene bekendheid, behoefde dit geen bewijs. Daaruit volgt dat het middel tevergeefs klaagt dat dit feit niet aan enig bewijsmiddel is ontleend.
19. Het middel klaagt ten slotte dat de beelden van Google Maps niet ter terechtzitting zijn getoond en/of besproken. In dat verband is van belang dat Uw Raad heeft overwogen dat geen rechtsregel de rechter ertoe dwingt ‘een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting ter sprake te brengen. Indien echter niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, behoort de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Aldus wordt voorkomen dat hij zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten’.8.
20. In de onderhavige zaak doet zich niet de situatie voor waarin niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven. In het licht van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, in het bijzonder de bespreking van de zich in het dossier bevindende foto’s en het requisitoir van de advocaat-generaal9., kan evenmin worden gezegd dat de verdediging door de vaststelling van het hof dat de woning van het echtpaar [betrokkene 2] zich recht tegenover het schuifhek bevindt in het arrest kan zijn overvallen10.en aldus niet in staat is geweest zich daarover uit te laten. Het hof was dan ook niet gehouden dit gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting uitdrukkelijk ter sprake te brengen.
21. Geheel ten overvloede merk ik nog op dat, in het licht van de jurisprudentie van Uw Raad11.en de door het hof blijkens zijn bewijsoverweging in aanmerking genomen procesopstelling van de verdachte12., de bewezenverklaring van het medeplegen van de winkelinbraak ook toereikend zou zijn gemotiveerd zonder de door het middel gewraakte vaststelling van het hof dat de woning zich recht tegenover het schuifhek bevindt.13.
22. Naar het mij voorkomt kan het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
23. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑04‑2018
Zie ook HR 19 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2843, NJ 2001/521 waarin Uw Raad overwoog dat het een feit van algemene bekendheid is dat de gemeente Rotterdam geen Dwarsstraat kent.
Vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116 m.nt. Mevis, rov. 3.2.1, Zie ook HR 14 april 1987, NJ 1988/515 waarin het hof had overwogen dat het van algemene bekendheid is dat een vluchtnummer van een vliegtuig beginnend met de letters KL betekent dat de betrokken vlucht is uitgevoerd met een KLM-vliegtuig. Uw Raad oordeelde dat de omstandigheid dat de bedoelde code berust op de interne afspraak van de IATA niet in de weg stond aan 's hofs oordeel dat sprake was van een feit van algemene bekendheid, aangezien die code in voor het publiek gemakkelijk toegankelijke bronnen is openbaar gemaakt. In HR 26 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2873 oordeelde Uw Raad dat als een feit van algemene bekendheid was aan te merken dat het vliegtuig voorzien van vluchtnummer KL744, dat op 14 juni 1999 op de luchthaven Schiphol arriveerde, uit het buitenland afkomstig was, nu dit feit zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen was te achterhalen.
Vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249 m.nt. Mevis,
Zie ook HR 6 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:AB9537, NJ 1998/881 waarin Uw Raad oordeelde dat als feit van algemene bekendheid kan worden aangemerkt dat de afstand van de oprit A9 Beverwijk tot aan de afslag A2 Utrecht West 56 kilometer is.
Zie voor feiten van algemene bekendheid die aan Google Maps kunnen worden ontleend ook de conclusies van AG Bleichrodt (ECLI:NL:PHR:2014:1749, onder 6) en AG Hofstee (ECLI:NL:PHR:2017:1126, onder 10, noot 8). Zie voorts de conclusie van Bleichrodt (ECLI:NL:PHR:2016:1284, onder 12) ten aanzien van Wikipedia.
De Street View-functie van Google Maps kan overigens ook snel een eenvoudig worden gebruikt via www.instantstreetview.com. Zie voor de onderhavige zaak de directe link www.instantstreetview.com/s/ [b-straat 1] Overloon. Wanneer vervolgens de door het hof in bewijsmiddel 4 genoemde foto op pagina 76 van het dossier wordt bekeken, is al snel duidelijk dat [b-straat 1] de woning is die op die foto zichtbaar is recht tegenover het eveneens op die foto zichtbare schuifhek.
Vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116 m.nt. Mevis,
De advocaat-generaal heeft onder meer aangevoerd dat de voorzijde van het pand continu ‘in de gaten is gehouden door de overburen en dat zij vlak voor de aanhouding van de verdachten iemand naar binnen hebben zien gaan, maar niet weer iemand naar buiten hebben zien komen. De enige uitweg was dus de achterkant van het pand dat uitkomt op de betreffende binnenplaats waar de verdachten zijn aangehouden.’
Vgl. G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, achtste druk, Deventer, Kluwer 2014, p. 761.
Vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315, NJ 2016/413, HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323, NJ 2016/412 (beide m.nt. Rozemond onder NJ 2016/420), HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1019 en HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1020. Zie ook HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022 en HR 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:487.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer verklaard: ‘U, voorzitter, vraagt mij waarom ik niet direct bij mijn verhoor door de politie heb verklaard dat ik niets te maken heb met de inbraak in de bloemenboetiek aan de [a-straat 1] te Overloon op 12 mei 2015, maar mij daarentegen heb beroepen op mijn zwijgrecht. Ik heb in eerste instantie wel tegen de politie verklaard dat ik niets met die inbraak te maken had en heb mij pas daarna beroepen op mijn zwijgrecht. De politie zoekt een dader van een inbraak. Waarom moet ik, een onschuldige burger, de politie dan vertellen wat ik daar deed. Dat is privé. De politie hoeft helemaal niet te weten wat ik daar op die binnenplaats deed. Waarom zou ik dat de politie vertellen, het gaat hen helemaal niets aan wat ik daar deed. Ook nu vind ik het niet relevant om te vertellen wat ik op dat moment op die binnenplaats deed. Ik heb de ten laste gelegde inbraak niet gepleegd. Ik beroep mij voor het overige op mijn zwijgrecht. Ik heb daar het recht toe en ik beroep mij erop, omdat ik dat wil. U, voorzitter, deelt mij mede dat het hof het weigeren antwoord te geven op vragen in mijn nadeel kan uitleggen. (…) Ik meen dat ik duidelijk ben in mijn antwoorden, maar als u wilt weten wat ik die avond daar deed dan zeg ik u dat dit privé is en dat het u niets aan gaat. (…) Wij zijn niet naar Overloon gereden om een inbraak of iets dergelijks te plegen. Wat wel de reden is geweest, wil ik niet zeggen want dat is privé. Wat er die avond daar precies is gebeurd, kan ik het hof niet vertellen. Iemand die onschuldig is kan toch niets over die inbraak vertellen. Dat kan alleen iemand die zich daaraan schuldig heeft gemaakt.’
Zie in dit verband ook mijn conclusie van heden in de samenhangende zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte].
Beroepschrift 23‑11‑2017
Hoge Raad der Nederlanden
Postbus 20303
2500 EH Den Haag
Verzendwijze | Per fax 070 753 03 52 (Aantal pagina's 3 incl. voorblad) |
Datum | 11 december 2017 |
Dossiernummer | JL/104450/JL |
Dossiernaam | [rekwirant] / OM II c |
Parketnummer | 20/002706-15 |
Uw kenmerk | S 16 / 00407 |
Cliënt | [rekwirant] (geboren [geboortedatum] 1990) |
Betreft | Cassatieschriftuur |
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
(strafzaken)
Den Haag, 23 november 2017
Geeft eerbiedig te kennen:
[rekwirant], geboren [geboortedatum] 1990, wonende [adres] te ([postcode]) [woonplaats].
dat rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch, uitgesproken op 19 januari 2016 het volgende middel van cassatie voordraagt:
Middel
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 352, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof zijn bewezenverklaring niet naar de eis der wet heeft gemotiveerd, immers heeft het in zijn bewijsmotivering (al dan niet in reactie op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt) redengevende feiten of omstandigheden opgenomen, terwijl die feiten of omstandigheden blijkens die motivering niet zijn ontleend aan enig bewijsmiddel, de bron waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend niet ter zitting is besproken, niet duidelijk is weergegeven hoe het hof die bron geraadpleegd heeft en die feiten of omstandigheden niet, althans niet zonder meer, kunnen worden geacht van algemene bekendheid te zijn.
Toelichting
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2015 heeft rekwirant op die zitting verklaard dat hij de binnenplaats waar hij is aangehouden is opgelopen en dat hij toen geen hek gezien heeft. Hij blijft daar ook bij nadat hem foto's uit het dossier zijn getoond waarop te zien zou zijn dat de binnenplaats met een hek is afgezet.
Blijkens dat zelfde proces-verbaal heeft de raadsman van rekwirant op die zitting ter verdediging onder meer aangevoerd dat niet vaststaat dat de melder de hele tijd zicht op het pand heeft gehouden. Dat rekwirant één van de mannen was die het pand binnen zijn gegaan door een raam zou daarom niet vaststaan.
In een bijzondere overweging omtrent het bewijs overweegt het hof in reactie op hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht dat uit waarneming van het hof, mede bezien in combinatie met de beelden van Google Maps van de omgeving van de plaats delict blijkt dat de woning van de getuige recht tegenover het hek waarmee de binnenplaats is afgezet gelegen is.
Daarmee heeft het hof buiten de zitting en na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting waarnemingen gedaan die het aan de bewezenverklaring ten grondslag heeft gelegd. Het heeft immers voor die bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden waargenomen in ‘beelden van Google maps van de plaats delict’, terwijl uit niets blijkt dat die beelden op zitting zijn getoond en / of besproken. Daarmee is de verdediging de mogelijkheid onthouden zich uit te laten over wat de precieze inhoud en betekenis is van een door het hof geraadpleegde bron.
Het hof wijst er daarbij in een voetnoot op dat Google Maps een openbare bron betreft. Dat is op zich juist. Dat brengt evenwel niet mee dat de feiten die daaruit afgeleid worden geen bewijs zouden behoeven (HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522).
Daarbij speelt in het bijzonder in het geval van Google Maps dat het een applicatie met allerlei functionaliteiten betreft. Zo kan de omgeving van bovenaf (verticaal) worden bekeken op een zelf in te stellen schaal. Daarbij kan gekozen worden voor een kaart- of een fotografische weergave. Het is evenwel ook mogelijk om op straatniveau de omgeving (horizontaal) te bekijken vanuit alle hoeken en standen.
De mededeling dat het hof kennis heeft genomen van een openbare bron, waarmee minst genomen gesuggereerd wordt dat een ieder kan nadoen wat het hof heeft gedaan en dan zal zien wat het hof gezien heeft, is daarmee enigszins misleidend. We weten immers niet op welke wijze het hof gekeken heeft en dus ook niet welke beelden het hof precies bedoelt. Daarmee is een deel van de bewijsmotivering oncontroleerbaar.
De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet gemotiveerd. 's Hofs arrest kan daarom niet in stand blijven.
Op bovengenoemde gronden verzoekt rekwirant Uw Raad het bestreden arrest te vernietigen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag, kantoorhoudende aan de Adelheidstraat 84 (2595 EE), die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
J.M. Lintz