Einde inhoudsopgave
Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht
Artikel 2 [Verplichtingen in het kader van de Verenigde Naties]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
08-12-2020, Stb. 2020, 530 (uitgifte: 18-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2020, Stb. 2020, 531 (uitgifte: 18-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt:
- a
- 1°
aan het misdrijf omschreven in artikel 168 van de wet, begaan tegen een luchtvaartuig in bedrijf, indien dit een Nederlands luchtvaartuig is of wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- 2°
aan het misdrijf omschreven in artikel 385a van de wet, begaan aan boord van een luchtvaartuig in vlucht, wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- 3°
aan het misdrijf omschreven in artikel 385b van de wet, indien het daar bedoelde luchtvaartuig een Nederlands luchtvaartuig is of wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- 4°
aan het misdrijf omschreven in artikel 385c van de wet, wanneer het is begaan, hetzij tegen een Nederlands luchtvaartuig, hetzij aan boord van een luchtvaartuig dat vervolgens in Nederland landt met de verdachte aan boord;
- 5°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 162, 162a, 166 en 385d van de wet, wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- 6°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 134a, 140, 140a, 161quater,162, 162a, 163, 166, 168, 173a, 189, 191, 285, 287, 288, 288a, 289, 300 tot en met 303, 350, 352, 354, 381, 385a, 385b, 385c, 385d van de wet, in de artikelen 79 en 80 van de Kernenergiewet, in de artikelen 3, 10, 17, eerste lid, en 33b van de Wet explosieven voor civiel gebruik in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, in de artikelen 2, 3, eerste lid, of 4 van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, in de artikelen 3 of 4 van de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, voor zover het feit valt onder de omschrijving van artikel 1 van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen betreffende de burgerluchtvaart of van artikel II van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en hetzij het feit is gepleegd tegen een Nederlander, hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt;
- 7°
aan enig strafbaar feit waardoor de veiligheid van een luchtvaartuig, de veiligheid van personen of goederen aan boord of de goede orde en discipline aan boord in gevaar wordt gebracht, indien het strafbare feit is begaan aan boord van een luchtvaartuig waarvan het laatste punt van opstijgen of het volgende beoogde landingspunt zich in Nederland bevindt en dat luchtvaartuig vervolgens in Nederland landt met de verdachte nog aan boord;
- b
- 1°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 140, 157, 161quater, 166, 168, 173a, 189, 285, 287, 288, 289, 302, 303, 350, 352, 354, 385a, vierde lid, 385b, tweede lid, 385c en 413 van de wet, in de artikelen 79 en 80 van de Kernenergiewet, in de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4 van de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, en in de artikelen 2 en 3, eerste lid, van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, indien het feit is begaan tegen een Nederlands zeegaand vaartuig, hetzij tegen of aan boord van enig ander zeegaand vaartuig en de verdachte zich in Nederland bevindt;
- 2°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 161quater, 173a, 285, 287, 288, 289, 302, 303, 350, 352, 354, 385a, vierde lid, en 385b, tweede lid, van de wet, begaan op of tegen een installatie ter zee, wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- c.
aan het misdrijf omschreven in artikel 282a van de wet, wanneer hetzij het feit is begaan met het oogmerk een Nederlandse overheid te dwingen een handeling te verrichten of zich te onthouden van het verrichten daarvan, hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt;
- d
- 1°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 117, 117a, 117b en 285 van de wet, voor zover het feit is begaan tegen een in Nederlandse dienst zijnde, of tot zijn gezin behorende, internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, van de wet of tegen diens beschermde goederen;
- 2°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 117, 117a, 117b, 282a en 285 van de wet, voor zover het feit is begaan tegen een internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 87b, tweede lid, van de wet die Nederlander is, of tegen diens beschermde goederen;
- 3°
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 117, 117a, 117b en 285 van de wet, voor zover het feit is begaan tegen een internationaal beschermd persoon als bedoeld in artikel 87b, eerste of tweede lid, van de wet of tegen diens beschermde goederen, wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- e.
aan een terroristisch misdrijf dan wel een van de misdrijven omschreven in de artikelen 115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 157, 161, 161bis, 161quater, 161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350, 350a, 351, 352, 354, 385b en 385d van de wet, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen en hetzij het feit is begaan tegen een Nederlander, hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt;
- f.
aan het misdrijf omschreven in artikel 421 van de wet en het feit is gericht tegen een Nederlander, dan wel de verdachte zich in Nederland bevindt;
- g.
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 157, 161quater, 284, eerste lid, 284a, 285, 310 tot en met 312, 317, 318, 321, 322 en 326 van de wet, en in de artikelen 79 en 80 van de Kernenergiewet, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 7 van het op 3 maart 1980 te Wenen/New York totstandgekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, wanneer de verdachte zich in Nederland bevindt;
- h.
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 161quater, 173a, 284, eerste lid, 284a, 285, 310 tot en met 312, 317 en 318 van de wet, en in de artikelen 15, 21, 29, eerste lid, 32, eerste lid, 34, eerste lid, 67, eerste lid, 73, 76, derde lid, en 76a van de Kernenergiewet juncto artikel 1a van de Wet op de economische delicten, en in de artikelen 79 en 80 van de Kernenergiewet, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 13 april 2005 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme en hetzij het feit is begaan tegen een Nederlander, hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt.
2.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven omschreven in artikel 273f van de wet, voor zover het feit is begaan tegen een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
3.
De bijlage van dit besluit vermeldt de verdragen die tot het vestigen van rechtsmacht als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d, f, en het tweede lid verplichten.