Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet verdrag chemische wapens
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 30-04-1997
- Bronpublicatie:
08-06-1995, Stb. 1995, 338 (uitgifte: 04-07-1995, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23911 Overheid.nl: 23911)
- Inwerkingtreding
30-04-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-04-1997, Stb. 1997, 180 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Het is verboden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, op te slaan, voorhanden te hebben, over te dragen of te gebruiken. Tot de aan te wijzen stoffen behoren de stoffen, bedoeld in artikel VI, paragraaf 3, van het verdrag.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het produceren van de stoffen in laboratoria in hoeveelheden van minder dan 100 gram per jaar per inrichting, indien de stoffen zijn bestemd voor onderzoeksdoeleinden of voor medische dan wel farmaceutische doeleinden.
3.
Het eerste lid is voorts niet van toepassing ten aanzien van het ontwikkelen, het produceren, het verwerven, het opslaan, het voorhanden hebben en het gebruiken van de stoffen voor onderzoek, medische, farmaceutische of beschermingsdoeleinden in een door Onze Minister aangewezen inrichting.
4.
Onze Minister kan een ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid voor:
- a.
het produceren, het verwerven, het opslaan, het voorhanden hebben en het gebruiken van de stoffen voor onderzoek dan wel medische of farmaceutische doeleinden in een andere dan in het derde lid bedoelde inrichting, indien de hoeveelheid van die stoffen minder dan 10 kg per jaar is;
- b.
het overdragen van de stoffen ten behoeve van de onder a genoemde doeleinden naar een inrichting als bedoeld in het derde lid en vierde lid onder a, of naar een staat die partij is bij het verdrag, tenzij de stoffen zijn bestemd voor doorvoer naar een staat die geen partij is bij het verdrag.