Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/3.3.6.1
3.3.6.1 Het probleem van incommensurabiliteit
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Gerards 2006, p. 29-30.
Den Houdijker 2007, p. 174.
In de literatuur is sprake van een omvangrijk debat over de verhouding tussen ‘incommensurabiliteit’ en ‘onvergelijkbaarheid’ en de implicaties van deze noties voor de belangenafweging. De termen incommensurabiliteit en onvergelijkbaarheid hangen nauw met elkaar samen en worden door sommige auteurs door elkaar gebruikt (Raz 1997, p. 110 en Adler 1998, p. 1170, aangehaald in Den Houdijker 2007, p. 174). Andere auteurs wijzen er daarentegen op dat strikt genomen een onderscheid tussen beide termen moet worden gemaakt. Zo betoogt Schauer (1998, p. 1215-1216, aangehaald in Den Houdijker 2012, p. 145) dat het ontbreken van een gemeenschappelijke schaal van waarden niet per definitie impliceert dat waarden, argumenten en opties niet met elkaar kunnen worden vergeleken. Een complicerende factor in dit debat is dat verschillende auteurs verschillende definities van incommensurabiliteit en onvergelijkbaarheid hanteren, waardoor consensus over de verhouding tussen, en betekenis van deze noties welhaast onmogelijk is. Dit rechtstheoretische en –filosofische debat valt evenwel buiten de reikwijdte van het onderhavige onderzoek (zie Den Houdijker 2012, p. 126-162).
Den Houdijker 2012, p. 213-214.
Bewust wordt gesproken van ‘oplossingsrichtingen’ en niet van oplossingen. Over oplossingen van incommensurabiliteit bestaat in de literatuur geen consensus (Den Houdijker 2012, p. 227-228). Het debat over de validiteit van de in de literatuur ontwikkelde oplossingen voor het probleem van incommensurabiliteit valt buiten de reikwijdte van het onderhavige onderzoek (zie hierover: Den Houdijker 2012, p. 191-233). Het onderhavige onderzoek beperkt zich tot de vraag in hoeverre de in de literatuur aangereikte oplossingsrichtingen kunnen worden beschouwd als bruikbare methoden voor de rechter om tot een kinder- en mensenrechtenconforme belangenafweging te komen in het kader van een beslissing over de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte.
Een weegschaal (met twee schalen) zal in evenwicht blijven als in de ene schaal een kilogram veren en in de andere schaal een kilogram lood wordt gelegd. Ook al zijn veren en lood andersoortige materialen, de gemeenschappelijke maatstaf (het gewicht in kilogrammen) maakt het mogelijk om deze tegen elkaar af te wegen. Dit is anders bij de weegschaal van Vrouwe Justitia: onstoffelijke zaken als rechten en belangen laten zich immers niet uitdrukken in kilogrammen.1 Het is dan ook lastig, zo niet onmogelijk om een gemeenschappelijke maatstaf te vinden om het relatieve gewicht (lees: het gewicht ten opzichte van elkaar) van strijdende belangen te bepalen.2 Dit wordt in de rechtswetenschappelijke literatuur aangeduid als het probleem van incommensurabiliteit en betreft één van de meest geproblematiseerde en bediscussieerde aspecten van de rechterlijke belangenafweging.3
De kern van het probleem van incommensurabiliteit (kortweg: het ontbreken van een gemeenschappelijke schaal van waarden) is gelegen in het relatieve weegelement dat nodig is om belangen tegen elkaar te kunnen afwegen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat verschillende rechtswetenschappers de oplossing voor het probleem van incommensurabiliteit in het kader van de rechterlijke belangenafweging hebben gezocht in het omzeilen, dan wel elimineren van het relatieve weegelement.4 In de volgende subparagrafen (3.3.6.2 – 3.3.6.3) zal een aantal in de literatuur aangedragen oplossingsrichtingen worden besproken.5