Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/3.3
3.3 Intermezzo: de rechterlijke belangenafweging als methode
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De belangenafweging (stap 4) is het sluitstuk van de besluitvorming over het al dan niet toepassen van voorlopige hechtenis. Als de rechter beslist tot toepassing van voorlopige hechtenis, zal hij vervolgens de duur daarvan moeten bepalen (stap 5). Hierbij zal de rechter evenwel wederom een belangenafweging moeten maken.
Zie o.m.: Alexy 2003(a) en (b); Gerards 2006; Smith 2006; Den Houdijker 2012.
In deze benadering maakt Den Houdijker het methodische onderscheid tussen de ‘voorfase’ (het selecteren en definiëren van de belangen) en de ‘afwegingsfase’ (het eigenlijke afwegen van de belangen) in de rechterlijke belangenafweging. Zie: Den Houdijker 2007 en uitgebreider in haar proefschrift: Den Houdijker 2012.
In aanvulling op de drie stappen die door Den Houdijker (2007 en 2012) zijn onderscheiden (respectievelijk: selecteren, definiëren en afwegen), wordt in het onderhavige onderzoek het ‘clusteren van belangen’ ingevoegd als derde stap in de belangenafweging, voorafgaand aan het eigenlijke afwegen. Zie: paragraaf 3.3.5.
In het voorgaande is duidelijk geworden dat, ingevolge de door het EHRM in het kader van artikel 5, eerste lid (c) EVRM aangelegde proportionaliteitstoets stricto sensu, de toepassing van voorlopige hechtenis in een concreet geval slechts gerechtvaardigd kan zijn als de publieke belangen die met voorlopige hechtenis worden gediend zwaarder wegen dan de individuele belangen van de verdachte om zijn proces in vrijheid te mogen afwachten. Hiermee geeft het EHRM de (nationale) rechter uitdrukkelijk de opdracht om aan de voorlopige hechtenisbeslissing een belangenafweging ten grondslag te leggen. Het EHRM geeft de nationale rechter echter geen concrete instructies voor de wijze waarop deze belangenafweging moet worden uitgevoerd, terwijl juist deze belangenafweging kan worden beschouwd als een bijzonder complexe excersitie in het besluitvormingsproces.
In lijn met de benadering van het EHRM, vormt de belangenafweging het sluitstuk van het in dit hoofdstuk gepresenteerde rechterlijke besluitvormingsschema.1 Om de rechter hiervoor concrete handvatten aan te reiken, zal in het navolgende worden getracht om een model te ontwikkelen dat de rechter kan gebruiken om tot een kinder- en mensenrechtenconforme belangenafweging te komen. Voordat in paragraaf 3.4 zal worden ingegaan op de inhoud van deze belangenafweging, wordt in de onderhavige paragraaf aandacht besteed aan de wijze waarop de rechter methodisch kan omgaan met de belangenafweging als beslismethode. Dit intermezzo – in die zin dat deze paragraaf anders dan de voorgaande en volgende paragraaf niet inhoudelijk ingaat op kinder- en mensenrechten die betrekking hebben op voorlopige hechtenis van minderjarigen – is nodig om in paragraaf 3.4 een methodisch doordacht model te kunnen ontwikkelen voor de belangenafweging bij voorlopige hechtenisbeslissingen ten aanzien van minderjarigen.
De figuur van de rechterlijke belangenafweging als beslismethode is namelijk niet onomstreden en roept diverse vragen op. Hoe kan de rechter gewicht geven aan belangen? Aan de hand van welke maatstaf kan de rechter uiteenlopende belangen afwegen? Deze en andere vragen hebben geleid tot een veelheid aan – overwegend rechtstheoretische en rechtsfilosofische – beschouwingen van de rechterlijke belangenafweging in de literatuur.2 Deze literatuur heeft weliswaar hoofdzakelijk betrekking op de belangenafweging bij botsende grondrechten, maar kan ook aanknopingspunten bieden voor de belangenafweging bij voorlopige hechtenisbeslissingen. Op basis van deze literatuur wordt de rechterlijke belangenafweging bij voorlopige hechtenisbeslissingen in deze paragraaf methodisch benaderd, waarbij – voortbouwend op de structurerende, methodische benadering zoals uiteengezet door Den Houdijker3 – de rechterlijke belangenafweging zal worden opgedeeld in vier ‘stappen’: (1) de selectie van belangen, (2) de definitie van belangen, (3) de clustering van belangen en (4) de afweging van belangen.4
Alvorens op elk van deze vier stappen in te gaan (par. 3.3.3 – 3.3.6), wordt eerst aandacht besteed aan de (mogelijke) problematiek van de afweging tussen belangen en rechten (par. 3.3.1) en de belangenafweging als (rationele) beslismethode (par. 3.3.2).
3.3.1 Belangen versus rechten?3.3.2 Belangenafweging als (rationele) beslismethode?3.3.3 Selecteren van belangen3.3.4 Definiëren van belangen3.3.5 Clusteren van belangen3.3.6 Afwegen van belangen3.3.7 Resumé