Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/104
104 Welke kosten?
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS574287:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Rb. Den Haag 17 september 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16693 (Veap/Automotive).
Rb. Den Haag (vzr.) 21 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15834 (TomTom/ MKB Ondernemers); Hof Den Haag 19 juli 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2137 (YourHosting/Bavaria).
HR 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:292 (Leidseplein/Red Bull).
Indien de inbreuk is komen vast te staan, dan zijn de kosten van beslag c.q. bewaring en het gevraagd ex parte bevel in beginsel terecht gemaakt en ex art. 1019h Rv toewijsbaar: zie Rb. Oost-Brabant 9 november 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:6200 (Klemans/Kythera); Rb. Noord-Holland (vzr.) 1 augustus 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:6384 (Scentsible/Reckitt Benckiser); Hof Den Haag 24 mei 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1640 (Hermes); Hof Den haag 22 december 2015, ECLI:NL: GHDHA:2015:3854.
Kamerstukken I 2006/07, 30392, C. p. 2 (MvA).
Kamerstukken I 2006/07, 30392, C, p. 2 (MvA).
Van Nispen, annotatie bij HvJ EU 28 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:611, C-57/15, BIE 2016/35, sub 18.
Rb. Den Haag 1 juni 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5999 (Leathermann)
Rb. Den Haag 7 september 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:10697, waarin de kosten voor een procedure bij de Geschillencommissie terecht zijn bestreden.
Hof Den Haag 8 december 2016, ECLI:NL:GHDHA:2015:3339 (Ventraco), waarin de kosten van het incident buiten beschouwing werden gelaten omdat daarover reeds in het incident was beslist.
Zie Rb. Den Haag (vzr.) 11 mei 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5093 (Leo Pharma/ Sandoz), waarin kosten met betrekking tot de ‘pre-launch’ fase zijn afgewezen omdat deze niet zijn aan te merken als kosten in verband met het onderhavige kort geding.
HR 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:292 (Leidseplein/Red Bull); HR 17 april 2015,ECLI:NL:HR:2015:1063 (Simba/Hasbro). Zie ook conclusie A-G Van Peursem(ECLI:NL:PHR:2014:2342) voor HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1063 (Simba/ Hasbro).
Onder ‘gerechtskosten en andere kosten’ vallen in beginsel het griffierecht, de (gerechtelijke en buitengerechtelijke) kosten van de advocaat of gemachtigde, de kosten van deskundigen,1 vertalers en deurwaarders, onderzoekskosten (zoals de kosten van een marktonderzoek2), reis- en verblijfkosten,3 (bewijs)beslagkosten en kosten van het ex parte verbod.4 ,5 De wetg ever laat het aan het oordeel van de rechter over om te bepalen welke kosten nog meer voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Daarnaast is het aan de rechter om te oordelen of en zo ja, in hoeverre er zal worden gematigd.6 Ook de kosten voor de werkzaamheden van bijvoorbeeld merk- of octrooigemachtigden en marktonderzoeken zijn onderworpen aan de redelijkheid en evenredigheid van art. 1019h Rv.7
Het criterium voor toewijsbaarheid is, dat de kosten verband moeten houden met de procedure. De kosten van prejudiciële procedures, vervolgprocedures en incidenten komen in beginsel voor toewijzing in aanmerking voor zover zij vallen binnen het toepassingsbereik van art. 1019h Rv (zie par. 5.3). De kosten van parallelle procedures, procedures in het buitenland8 of eerder gevoerde procedures9 dienen te worden gevorderd in die respectieve procedures. Zij komen niet (nogmaals) voor toewijzing in aanmerking in de hoofdprocedure.10 Kosten die geen verband houden met de procedure, zoals algemene opsporingskosten, komen evenmin voor vergoeding in aanmerking.11 De uren van correspondenten (advocaten in de feitelijke instanties) komen naast de uren van cassatieadvocaten voor vergoeding in aanmerking, tenzij sprake is van dubbele kosten.12
De kosten waarvan de redelijkheid en evenredigheid moeten worden beoordeeld dienen voorts werkelijk te zijn gemaakt. Voor de vraag naar de vergoedbaarheid van kosten die onderdeel zijn van een prijsafspraak met de eigen advocaat zij verwezen naar par. 5.4.