Hof Den Haag, 24-05-2016, nr. 200.156.200/01
ECLI:NL:GHDHA:2016:1640
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
24-05-2016
- Zaaknummer
200.156.200/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:1640, Uitspraak, Hof Den Haag, 24‑05‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 24‑05‑2016
Inhoudsindicatie
Geen belang bij verklaring voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt, nu inbreuk bij conclusie van antwoord is erkend; compensatie van proceskosten nu van de schadevordering van € 110.388,97 slechts een bedrag van € 19.116,69 toegewezen.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.156.200/01
Zaak/Rolnummer rechtbank : C/09/453525 / HA ZA 13-1215
arrest van 24 mei 2016
inzake
[appellante].,
gevestigd te Haarlem,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H.A. van Beilen te Leeuwarden,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
HERMÈS SELLIER SAS (SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE),
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Hermès,
advocaat: mr. R van der Zaal te Amsterdam.
Het geding
Bij exploot van 3 september 2014 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis van 4 juni 2014. [appellante] heeft bij memorie van grieven twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en gevorderd Hermès te veroordelen tot (terug)betaling van hetgeen zij op grond van het bestreden vonnis heeft voldaan. Hermès heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden. Vervolgens is arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De feiten die de rechtbank in overwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het bestreden vonnis heeft vastgesteld, zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Met inachtneming van hetgeen in hoger beroep in aanvulling daarop tussen partijen is komen vast te staan als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gaat het in deze zaak, voor zover in hoger beroep nog van belang, om het volgende.
1.1.
Hermès is onderdeel van het wereldwijde Hermès-concern dat zich richt op de
productie en verkoop van luxe-artikelen, waaronder porseleinen serviezen.
1.2.
Onder het wereldwijde aanbod van Hermès bevindt zich het porseleinen servies
met de naam “Cheval d’Orient” (hierna: het Cheval d’Orient-servies). Hermès is auteursrechthebbende ten aanzien van de vormgeving van het Cheval d’Orient-servies.
1.3.
[appellante] drijft onder de naam [X] een onderneming die zich bezighoudt met de groothandel in, en de im- en export van meubels en woonaccessoires. Zij heeft een showroom in Hillegom.
1.4.
[appellante] heeft in 2013 op de woonbeurzen Salon Maison & Objet in Parijs en Ambiente in Frankfurt een servies (hierna: het […]-servies) tentoongesteld dat grote gelijkenis vertoont met het Cheval d’Orientservies van Hermès. [appellante] heeft (afbeeldingen van) het […]-servies bovendien tentoongesteld in haar showroom en op haar Facebook-pagina en gedurende enkele maanden te koop aangeboden in haar “cash-and-carry” winkel.
1.5.
Op 19 februari 2013 heeft Hermès, nadat zij op 15 februari 2013 daartoe verlof had
gekregen van de voorzieningenrechter in Den Haag, conservatoir beslag laten leggen op de
serviesonderdelen van het […]-servies, die zich onder [appellante] bevonden. Het betrof in totaal 2.346 onderdelen. Gelijktijdig heeft Hermès bewijsbeslag laten leggen op de administratie van [appellante].
1.6.
[appellante] heeft op 22 februari 2013 aan de raadsman van Hermès documenten
toegezonden die betrekking hebben op de gegevens van de leverancier van het […]-servies, de afnemers, de voorraad en de verkoopcijfers. Uit de toegezonden informatie blijkt dat [appellante] 3.350 serviesonderdelen heeft ingekocht en dat zij afnemers heeft in ten minste 16 landen. [appellante] heeft 638 serviesonderdelen verkocht.
1.7.
Partijen zijn vervolgens in onderhandeling getreden over een oplossing buiten rechte. [appellante] heeft op 14 maart 2013 een onthoudingsverklaring getekend, waarin zij verklaart “iedere inbreuk op de auteurs- en modelrechten, waaronder begrepen maar niet beperkt tot auteurs- en modelrechten op het Hermès “Cheval d’Orient”servies (…) van Hèrmes en van aan haar verbonden ondernemingen, te staken en permanent gestaakt te houden.” Voorts is overeengekomen dat [appellante] alle resterende inbreukmakende goederen laat vernietigen en dat zij bij niet nakoming van haar in de onthoudingsverklaring genoemde verplichtingen een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is. De vernietiging heeft op 25 maart 2013 plaatsgevonden.
2. Hermès heeft, voor zover in hoger beroep van belang en kort samengevat, gevorderd:
- 1.
een verklaring voor recht dat [appellante] met de onderhavige handelingen inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Hermès;
- 2.
veroordeling van [appellante] tot betaling aan Hermès van een bedrag van € 30.388,97 wegens gederfde winst, met rente,
- 3.
veroordeling van [appellante] tot betaling aan Hermès van een bedrag van € 80.000,-- wegens reputatieverlies, met rente,
- 4.
[appellante] te bevelen haar afnemers te informeren over de uitspraak door middel van een brief met een voorgeschreven tekst,
- 5.
[appellante] te bevelen deze informatie op haar website te plaatsen,
- 6.
veroordeling van [appellante] in de volledige kosten van deze procedure, met rente en nakosten, subsidiair in de forfaitaire kosten.
3. De rechtbank heeft de onder 1 vermelde verklaring voor recht en het onder 4 vermelde bevel toegewezen. Van de onder 2 en 3 ter zake van winstderving en reputatieschade gevorderde bedragen heeft de rechtbank € 9.116,69 respectievelijk € 10.000 ,-- toegewezen. Het onder 5 vermelde bevel heeft zij afgewezen. Voorts is [appellante] in de kosten van de procedure veroordeeld, welke aan de zijde van [appellante], inclusief de beslagkosten van € 5.5757,48, zijn begroot op € 14.346,48, met rente en nakosten.
4. [appellante] heeft geen grieven gericht tegen (gedeeltelijke) toewijzing van de onder 2, 3 en 4 vermelde vorderingen. Zij stelt in punt 3 van de memorie van grieven expliciet dat zij zich bij de toegewezen schadevergoedingsbedragen om haar moverende redenen neerlegt. Het hof begrijpt het petitum in de memorie van grieven dan ook aldus dat zij het hof verzoekt alsnog de onder 1 en 6 vermelde vorderingen af te wijzen en Hermès te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij ter zake van proces- en/inclusief beslagkosten heeft voldaan.
5. Grief 1, gelezen in samenhang met de toelichting daarop en de stellingen van [appellante] in punten 4 en 21, laatste alinea, van de memorie van grieven, richt zich, tegen de toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat [appellante] inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Hermès en de daarvoor gegeven motivering. De stelling van Hermès dat de grief zich niet richt tegen het toewijzen van de vordering kan het hof niet volgen. [appellante] betwist dat Hermès belang had en heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Hermès stelt dat zij daarbij wel belang had omdat [appellante] de inbreuk op haar auteursrechten nimmer heeft willen erkennen en de onthoudingsverklaring pas na toewijzing van de verklaring voor recht (een redelijke mate van) zekerheid biedt dat er niet opnieuw soortgelijke inbreuken zullen plaatsvinden. Zij stelt voorts belang te hebben bij de verklaring voor recht omdat [appellante] (algehele) aansprakelijkheid voor schade heeft betwist. [appellante] betwist dat zij niet heeft willen erkennen dat sprake was van auteursrechtinbreuk; zij was slechts niet bereid aansprakelijkheid te erkennen en heeft zich na het tekenen van de onthoudingsverklaring nimmer op het standpunt gesteld dat zij geen inbreuk heeft gemaakt, aldus [appellante].
6. De rechtbank heeft overwogen dat Hermès, ondanks de erkenning dat zij inbreuk heeft gemaakt in de conclusie van antwoord en tijdens de comparitie van partijen, nog steeds belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht omdat niet bestreden is dat [appellante] ook na het tekenen van de onthoudingsverklaring zich op het standpunt heeft gesteld dat zij geen inbreuk heeft gemaakt en daarnaast betwist dat zij aansprakelijk is voor de door Hermès geleden schade.
7. Naar het oordeel van het hof had de rechtbank de verklaring voor recht moeten afwijzen. Voor zover Hermès (voldoende) belang had bij de verklaring bij het instellen van de vordering – daaraan kan getwijfeld worden daar sprake is van een overbodige vordering nu alle door Hermès gewenste, ingeval van inbreuk op te leggen sancties, ofwel tussen partijen zijn overeengekomen, ofwel door Hermès in dezelfde procedure zijn gevorderd –, is dat belang komen te vervallen op het moment dat [appellante] bij de conclusie van antwoord erkende inbreuk te hebben gemaakt. Dat [appellante] nog wel de toerekenbaarheid van de inbreuk bestreed, doet daar niet aan af. De gevorderde verklaring betreft namelijk niet de vaststelling van aansprakelijkheid, maar slechts de vaststelling van de inbreuk. Derhalve slaagt grief 1 en zal de vordering sub 1 alsnog worden afgewezen.
8. Grief 2 richt zich, ook gelet op de toelichting in met name punt 22 van de memorie van grieven, tegen de veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, en/inclusief de beslagkosten en de daarvoor gegeven motivering dat [appellante] de partij is die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Voor zover Hermès heeft bedoeld te stellen dat [appellante] geen grief heeft gericht tegen de kostenveroordeling en/of de grief daartegen niet kan slagen omdat zij tegen een aantal juridische oordelen geen afzonderlijke grief heeft gericht en [appellante] redeneert vanuit een “eigen suppositie”, kan het hof haar niet volgen. [appellante] stelt dat niet zij, maar Hermès degene is die grotendeels in het ongelijk is gesteld, zodat Hermès veroordeeld dient te worden in de proceskosten, althans de kosten hadden moeten worden gecompenseerd.
9. Naar het oordeel van het hof zijn partijen in eerste aanleg over en weer zodanig in het ongelijk gesteld dat er reden is de kosten van die aanleg, met uitzondering van de beslagkosten, te compenseren. De in eerste aanleg – voor zover van belang – aan de orde zijnde vorderingen tot schadevergoeding en tot voormelde informatieverstrekking over het vonnis zijn beide deels toegewezen en deels afgewezen, waarbij van de schadevordering ten bedrage van € 110.388,97 slechts een bedrag van € 19.116,69 is toegewezen. Al omdat [appellante] de aansprakelijkheid heeft betwist, kan naar het oordeel van het hof Hermès niet als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. De stellingen van [appellante] dat 1019h Rv niet van toepassing is en dat een deel van de vorderingen bij “het kantongerecht” aangebracht had kunnen worden – welke stellingen overigens onjuist zijn – kunnen niet tot een ander oordeel leiden en behoeven dan ook geen bespreking. Het oordeel van het hof over de verklaring voor recht kan niet leiden tot een andere proceskostenveroordeling. Die vordering is van onvoldoende gewicht om hetzij [appellante] als grotendeels in het gelijk gestelde partij te beschouwen (voor zover zou moeten worden aangenomen dat Hermès ten tijde het instellen van de vordering al geen belang had bij de vordering), hetzij Hermès als grotendeels in het gelijk gestelde partij te beschouwen (voor zover zou moeten worden aangenomen dat Hermès nog wel belang had bij de verklaring ten tijde van het instellen van de vordering).
10. Het hof is van oordeel dat de beslagkosten wel volledig voor rekening van [appellante] komen. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat het leggen van beslag niet onnodig of onrechtmatig was. Nu vaststaat dat [appellante] inbreuk heeft gemaakt was Hermès gerechtigd ter bewaring van haar rechten conservatoir beslag op de inbreukmakende producten en bewijsbeslag op de administratie te doen leggen. Hermès was niet gehouden eerst te informeren of [appellante] bereid was vrijwillig aan haar eisen te voldoen (waartoe [appellante] overigens voor wat betreft de eis schadevergoeding te betalen niet bereid was). Dat past niet bij het karakter en het doel van conservatoir beslag. Hermès heeft als productie 26 in eerste aanleg de factuur van de door haar ingeschakelde deurwaarder(s) overgelegd, waaruit blijkt dat extra kosten zijn gemaakt voor ICT-werkzaamheden en honorarium, hetgeen niet ongebruikelijk en verklaarbaar is bij een bewijsbeslag op administratie en beslag op producten. Dat geldt ook voor de omvang van de ter zake gevorderde bedragen. Gelet daarop gaat het hof aan het verweer van [appellante] dat de kosten buitensporig hoog zijn als onvoldoende onderbouwd voorbij. Dat de hoofdzaak niet binnen de in de beschikking vermelde termijn aanhangig is gemaakt leidt niet tot het oordeel dat Hermès om die reden geen aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van het beslag, nu na dat beslag voor het verlopen van bedoelde termijn de beslagen inbreukmakende producten met toestemming van [appellante] zijn vernietigd en [appellante] afschriften van relevante stukken uit haar administratie aan Hermès heeft afgegeven.
11. Het bovenstaande brengt mee dat grief 2 deels slaagt en voor het overige faalt, dat het vonnis zal worden vernietigd voor zover voor recht is verklaard dat [appellante] met de in het vonnis omschreven handelingen inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Hermès en
[appellante] is veroordeeld in de kosten van de procedure tot een bedrag van € 8.589,--. Hermès zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [appellante] van een bedrag van € 8.589,--. Nu partijen ook in het hoger beroep over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld zullen ook de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het tussen partijen door de rechtbank Den Haag op 4 juni 2014 gewezen vonnis voor zover daarbij
- -
voor recht is verklaard dat [appellante] met de in dat vonnis omschreven handelingen inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Hermès;
- -
[appellante] is veroordeeld in de kosten van de procedure tot een bedrag van € 8.589,--
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst deze vorderingen af;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg, met uitzondering van de beslagkosten ten bedrage van € 5.757,48;
veroordeelt Hermès tot (terug)betaling aan [appellante] van een bedrag van € 8.589,--;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het tussen partijen door de rechtbank Den Haag op 4 juni 2014 gewezen vonnis voor het overige;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep, des dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D. Kiers-Becking, M.P.J Ruijpers en P.H. Blok; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.