De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/13.5.3.1:13.5.3.1 De mogelijkheid
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/13.5.3.1
13.5.3.1 De mogelijkheid
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379170:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Langemeijer verwijst in dit verband naar HR 24 november 1995, NJ 1996, 163(Z./B.).
Wagner 2003, p. 12; zie ook Hof van Beroep Luik 15 november 2000, JLMB 2001, 335.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Uit de overwegingen van de Hoge Raad in het Meccano-arrest kan worden afgeleid dat de Hoge Raad een splitsing van de appelbeslissing in een oordeel ex tunc en ex nunc niet uitsluit. A-G Langemeijer had in zijn voorafgaande conclusie uitgebreid uiteengezet dat die mogelijkheid in beginsel bestaat; hij gaf in dit verband zelfs een concreet voorbeeld:
'Wanneer bijvoorbeeld een kantonrechter op grond van een concurrentiebeding in eerste aanleg aan de gedaagde een in tijd onbeperkt verbod oplegt en de rechtbank in hoger beroep oordeelt dat het verbod in tijd moet worden beperkt, tot een datum, gelegen voor de uitspraak in hoger beroep, kan de eiser belang erbij hebben dat de appelrechter niet volstaat met afwijzing, maar zich erover uitspreekt of het verbod gedurende dat inmiddels verstreken tijdvak terecht is gegeven. De appelrechter kan dit tot uitdrukking brengen in zijn overwegingen, hetzij in het dictum een splitsing aanbrengen waarbij de beslissing van de eerste rechter (naar het tijdvak) gedeeltelijk wordt bekrachtigd en gedeeltelijk wordt vernietigd.'
Langemeijer merkt daarbij op dat men een dergelijke retrospectie ook tegenkomt bij de beslissing over de proceskosten1 en dat het Awb een verwante regel kent: art. 6:19 lid 3 Awb bepaalt dat intrekking van een bestreden besluit door het bestuursorgaan niet in de weg staat aan de vernietiging van dat besluit, als daarbij belang bestaat.
Ook in het Belgisch recht kent men de mogelijkheid de veroordeling slechts voor het verleden in stand te laten. Wagner schrijft in dit verband dat de appelrechter kan vaststellen dat er geen urgentie meer voorligt, maar dat dit in eerste aanleg wel zo was, dat de maatregel toen terecht werd uitgesproken, dat verbeurde dwangsommen verbeurd blijven en dat de gevorderde maatregel gelet op de ontstentenis van urgentie in hoger beroep zonder voorwerp geworden is 2