Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/13.5.5
13.5.5 Meerdere zelfstandige veroordelingen
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379181:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Hof Amsterdam 20 januari 1984, NJ 1985, 431(Braas/Van Velzen).
In casu was een partij veroordeeld tot het amoveren van een overbouwing op een tweetal percelen. Ten aanzien van het ene perceel vernietigde de rechtbank het vonnis in eerste aanleg, ten aanzien van het tweede perceel bleef het vonnis in stand. Aldus was de titel op grond waarvan dwangsommen waren verbeurd naar het oordeel van het hof niet vervallen en konden eenmaal verbeurde dwangsommen dus niet worden teruggevorderd.
Zijn de afzonderlijke delen met afzonderlijke dwangsomveroordelingen versterkt, dan levert het bekrachtigen van slechts een van die gedeelten met bijbehorende dwangsomveroordeling naar mijn mening geen probleem op.
In het cassatiemiddel van Telfort wordt gesuggereerd dat een bekrachtiging van de dwangsomveroordeling met partiële wijziging van de hoofdveroordeling wel mogelijk zou zijn in geval de hoofdveroordeling zou bestaan uit verschillende, afzonderlijke, op zichzelf staande veroordelingen. In de casus die ter beoordeling stond in het arrest van het hof Amsterdam inzake Braas/Van Velzen1 was een dergelijk geval aan de orde. In appel was een dwangsomveroordeling geheel in stand gelaten, terwijl de hoofdveroordeling, die tot een tweetal prestaties verplichtte, wat betreft een van die prestaties was vernietigd. Het hof oordeelde dat in dit geval terugvordering van dwangsommen niet mogelijk was, nu de vernietiging slechts een deel betrof van hetgeen krachtens rechterlijk bevel moest worden gedaan.2
Het hof oordeelde: 'De dwangsom als aansporing om de veroordeling na te komen is ondeelbaar en laat zich niet verdelen over de verschillende handelingen die ter uitvoering van het bevel moeten worden verricht'. Naar het oordeel van het hof was op grond van het voorgaande ondanks substantiële gedeeltelijke vernietiging van de hoofdveroordeling de gehele dwangsom verschuldigd die in verband met overtreding van de veroordeling in eerste aanleg was verbeurd.
Met het oordeel van de Hoge Raad in het hiervoor besproken arrest inzake Telfort/Scaramea lijkt het arrest van het Hof Amsterdam niet in overeenstemming. Bekrachtiging van het vonnis voor wat betreft de dwangsom kwam er immers ook in het door het hof beoordeelde geval op neer dat met terugwerkende kracht een dwangsom werd verbonden aan een andere hoofdveroordeling dan die aanvankelijk was uitgesproken. De Hoge Raad oordeelt dit niet alleen in strijd met de eisen van rechtszekerheid, maar ook met het karakter van de dwangsom als prikkel tot nakoming van de veroordeling.
Het feit dat de hoofdveroordeling in kwestie uit meer op zichzelf staande delen bestaat, waarvan enkele delen worden vernietigd, levert naar mijn mening geen relevant verschil op met de situatie waarin de hoofdveroordeling op een enkele prestatie ziet, waarvan de omvang in appel wordt gereduceerd. Of het hof de mogelijkheid heeft om de dwangsomveroordeling in stand te laten, zal mijns inziens in beide gevallen van de uitleg van de veroordelingen afhankelijk zijn: van de vraag in hoeverre aangenomen moet worden dat in appel met terugwerkende kracht een dwangsomveroordeling aan een andere hoofdveroordeling wordt verbonden.3