Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/14.3.2
14.3.2 Drie visies
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380383:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Meijers/Vermeulen 1967, nr. 146; A-G Ten Kate in zijn conclusie voor HR 16 november 1984, NJ 1985, 547; Van Nispen 1978, p. 444-445; Gras 1994, p. 185 en Snijders, Ynzonides & Meijer 2002, nr. 334, p. 298. Van Nispen stelt (na heroverweging) dat het primair om een vraag van uitleg gaat; zie Van Nispen 1985, p. 227. Hij stelt vast dat in concreto onzekerheid kan bestaan; hij adviseert de in kort geding veroordeelde zo mogelijk ten principale (in conventie of in reconventie, en eventueel naast een declaratoire eis) een bij voorraad uitvoerbaar verbod van executie van het kortgedingvonnis te vorderen.
P.A. Stein; J.H. Blaauw 2002, p. 16.
Van Waarden 1984, p. 862.
Hugenholtz/Heemskerk 2006, p.150, zie in het bijzonder noot 41.
Zie ook Pres. Rb. Alkmaar 9 februari 1995, KG 1995, 380.
In de literatuur wordt veelvuldig het standpunt verdedigd dat het andersluidend bodemvonnis aan de werking van een kortgedingvonnis pas een einde maakt op het moment dat dit in kracht van gewijsde gaat, tenzij de uitspraak van de bodemrechter uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, in welk geval aan de werking van het kortgedingvonnis direct een einde komt en de bodemuitspraak met de uitspraak al werking verIcrijgt.1 Daarnaast bestaan twee andere opvattingen. Volgens de tweede opvatting maakt het kortgedingregime pas plaats voor het bodemregime zodra het bodemvonnis in kracht van gewijsde gaat, ongeacht of de uitspraak van de bodemrechter uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.2 De derde opvatting heeft met de tweede gemeen dat deze aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bodemvonnis geen betekenis toekent, maar deze is overigens aan die opvatting tegengesteld: volgens de derde opvatting vervalt het kortgedingregime steeds op het moment van de bodemuitspraak en werkt die bodemuitspraak vanaf dat moment direct.
Naar mijn mening is de laatstgenoemde visie, die met name door Van Waarden3 en Heemskerk4 op overtuigende wijze is verdedigd,5 de juiste.