Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.4.2.1
7.4.2.1 Het processuele debat van partijen na deskundigenadvies
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS444996:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De Groot & Elbers 2008, par. 5.3.3.3 en 5.4.4.3.
EHRM 18 maart 1997, NJ 1998, 278, m.nt. HJS (Mantovanelli/Frankrijk). Zie par. 5.3.3 en 6.4.3.
HR 26 september 2003, NJ 2004, 460, JBPr 2004, 15, m.nt. K. Teuben, hersteld bij HR 13 februari 2004, NJ 2004, 461, m.nt. JBMV; HR 14 maart 2008, LJN BC1231. Zie par. 2.4.5.
Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht 1988, p. 331.
Bijv. Hof Leeuwarden 3 november 2004, LJN AR5199.
Sterk 1991, p. 302-303.
De wetgever heeft niet gekozen voor de benaming partij deskundige uit vrees dat er verwarring zou kunnen onstaan over de bewijskracht van de verklaring van de partijdeskundige (Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart 2002, p. 374). Die bewijskracht is vrij (art. 152 lid 2 Rv), anders dan de bewijskracht van de verklaring van een partijgetuige (art. 179 lid 4 Rv).
Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart 2002, p. 374.
Zie over de omkeringsregel bijv. Akkermans 2002; Asser 2004 nr. 184.
Conclusie A-G Wuisman onder 2.7 bij HR 13 juli 2007, LJN BA4200.
HR 13 juli 2007, LJN BA4200, no. 3.3.4.
In laatstgenoemde zin: Rb. Dordrecht sector kanton 22 september 2005, LJN AU3206; Hof Arnhem 4 april 2006, LJN AW1809 ro. 4.9. Zie ook Rb. Amsterdam 22 juni 2005, LJN AT9557.
Zie par. 4.7.1.1.
Nadat een deskundigenbericht in de bodemprocedure is ingeleverd, wordt er voort-geprocedeerd, tenzij partijen een minnelijke regeling treffen en de zaak wordt doorgehaald (art. 246-248 Rv). Voortprocederen betekent meestal dat partijen ieder een conclusie na deskundigenbericht nemen. Het komt ook wel voor dat direct een comparitie na deskundigenbericht wordt gelast.1 Partijen moeten op grond van het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) gelegenheid krijgen om te reageren op een deskundigenadvies, voordat uitspraak wordt gedaan. Zij behoren immers effectief commentaar te kunnen leveren op de uitkomst van een deskundigenonderzoek en de betekenis van een deskundigenadvies voor de verdere behandeling van de zaak.2 De rechter mag zich bij de vaststelling van de rechten en verplichtingen van partijen bovendien alleen op die gegevens van feitelijke aard baseren die aan de vordering of het verweer ten grondslag zijn gelegd, waarvan partijen de juistheid en volledigheid hebben kunnen nagaan en die zij ten processe ter discussie hebben kunnen stellen.3 Een en ander betekent dat de rechter een deskundigenadvies niet aan zijn uitspraak ten grondslag mag leggen als partijen het deskundigenadvies niet voldoende — mondeling of schriftelijk — in het processuele debat hebben kunnen betrekken.
De betwisting van een deskundigenadvies met behulp van een schriftelijk rapport van een partijdeskundige
Een partij kan haar commentaar op een deskundigenadvies desgewenst onderbouwen met een schriftelijk rapport van een door haar ingeschakelde deskundige, ook wel partijdeskundige genoemd. Rapporten van partijdeskundigen zijn in Nederland bewijsmiddelen (art. 152 lid 1 Rv) met vrije bewijskracht (art. 152 lid 2 Rv),4 evenals in België, Engeland en Frankrijk. Ze dienen, anders dan in Duitsland of Zwitserland, dus niet uitsluitend ter onderbouwing van de stellingen van een partij.
De betwisting van een deskundigenadvies met behulp van een verklaring van een partijdeskundige
Kan een partij haar commentaar op een deskundigenadvies ook onderbouwen met een verklaring van een partijdeskundige ter zitting? Sinds 1 januari 2002 voorziet de wet in de mogelijkheid dat een partij de rechter vraagt deskundigen te horen die niet door de rechter zijn benoemd (art. 200 lid 1 Rv).5 Eerder had Sterk de invoering ervan bepleit.6 Het betreft een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De wetgever beschouwt de verklaring van de niet door de rechter benoemde deskundige, ook wel partijdeskundige genoemd,7 als een bewijsmiddel van een partij8 en dus niet (zozeer) als een voorziening om een partij in staat te stellen haar commentaar te onderbouwen op een deskundigenadvies dat in opdracht van de rechter is uitgebracht. In de rechtspraktijk lopen, nadat een partij aan de stelplicht heeft voldaan en tot bewijslevering is toegelaten, de bewijslevering en de gemotiveerde betwisting van (deskundigen)bewijs met behulp van ander bewijsmateriaal soms door elkaar. Daarom is op zichzelf denkbaar dat de partijdeskundige van art. 200 Rv ook een rol zou kunnen vervullen in het commentaar van een partij op een deskundigenadvies. Relevant is dan welke beoordelingsvrijheid de rechter heeft bij de beoordeling van een verzoek om een partijdeskundige te horen.
De wetsgeschiedenis bevat geen aanwijzing of met de discretionaire bevoegdheid van art. 200 Rv is bedoeld de rechter veel of weinig beoordelingsvrijheid te geven. Anders dan bij het getuigenverhoor in art. 166 Rv, wordt de rechter in art. 200 Rv niet verplicht om bewijslevering door een partijdeskundige toe te staan wanneer bewijs door een partijdeskundige is aangeboden van betwiste feiten die tot de beslissing van de zaak kunnen leiden en vatbaar zijn voor bewijslevering door een deskundige. Hoewel de wetgever het partijdeskundigenverhoor als een bewijsmiddel beschouwt, is het dus niet een bewijsmiddel waarover een partij de vrije beschikking heeft. Hiermee is de beoordelingsruimte van de rechter bij de uitleg van de discretionaire bevoegdheid van art. 200 Rv niet gegeven. Zoals vermeld in par. 4.5.1, zijn de bevoegdheden tot benoeming van een deskundige in de bodemprocedure en in de procedure van het voorlopig deskundigenbericht discretionair geformuleerd, maar is de beoordelingsvrijheid van de rechter in beide procedures niet gelijk. Met betrekking tot de discretionaire bevoegdheid om een partijdeskundige te horen is onduidelijk of de wetgever heeft bedoeld dat de rechter zo veel mogelijk gevolg behoort te geven aan een verzoek van een partij om een niet door de rechter benoemde deskundige te horen, of het verzoek mag passeren op de grond dat hij zelf geen behoefte heeft aan voorlichting door een partijdeskundige.
De Hoge Raad heeft de kwestie in 2007 in het midden gelaten in een zaak waarin Fortis als WA-verzekeraar van een woningbouwvereniging schadevergoeding vorderde van een aannemer die voor de woningbouwvereniging woningen had gerenoveerd. De aannemer had door een onderaannemer een noodgeiser doen plaatsen in een woning die tijdens de renovatie werd bewoond door een vrouw en haar vierjarige zoon. In de woning heeft een brand gewoed, waarbij het kind ernstig letsel heeft opgelopen. Rechtbank en hof oordeelden dat de noodgeiser in strijd met de toepasselijke voorschriften was geïnstalleerd. Of de brand daadwerkelijk door de noodgeiser was veroorzaakt, stond niet vast. Rechtbank en hof namen met toepassing van de omkeringsregel9 het causaal verband aan tussen de fout met betrekking tot de installatie van de noodgeiser en de schade. Daarmee was het aan de aannemer om te ontzenuwen dat de schade het gevolg was van de schending van de voorschriften voor installatie van de noodgeiser. De aannemer had hiertoe onder andere een rapport van twee deskundigen overgelegd en in hoger beroep aangeboden hen als getuige-deskundige te horen. In cassatie klaagde de aannemer dat het hof dit bewijsaanbod ten onrechte had gepasseerd. Deze klacht ging volgens A-G Wuisman niet op, omdat het aanbod om hen als getuigen te horen deels niet relevant was en overigens onvoldoende gespecificeerd. De aannemer had de twee deskundigen in de procedure gepresenteerd als deskundigen die konden verklaren over het plaatsen van geisers in (woon)ruimten en de daarop betrekking hebbende regelgeving, maar niet gesteld dat zij uit eigen wetenschap iets over de situatie ter plaatse van het ongeval konden verklaren. Hun verdere inbreng zou die van een deskundige zijn en de feitenrechter komt een grote vrijheid toe bij de beslissing om zich door een deskundige te doen voorlichten, aldus de A-G.10
De Hoge Raad oordeelde dat het hof de deskundigen niet had gevolgd in de uitleg die zij in hun rapport aan een onderdeel van de toepasselijke regelgeving gaven, de uitleg die het hof daaraan gaf niet onbegrijpelijk was en het hof daarom voorbij mocht gaan aan het bewijsaanbod van de aannemer.11 De Hoge Raad heeft de klacht in cassatie dat het bewijsaanbod ten onrechte was gepasseerd, kennelijk gelezen als een klacht tegen het passeren van een aanbod om getuigen te horen en is niet met zoveel woorden ingegaan op de vraag of het hof op goede gronden geen gevolg heeft gegeven aan het aanbod om de twee personen te horen als niet door de rechter benoemde deskundigen in de zin van art. 200 Rv. Dat had wel gekund, want de aannemer betwistte met behulp van het rapport van de deskundigen onder andere de juistheid van de uitleg die de rechtbank had gegeven aan de toepasselijke voorschriften met betrekking tot de installatie van de noodgeiser en waarop de toepasselijkheid van de omkeringsregel was gegrond. Daarover konden de deskundigen blijkens de conclusie van de A-G iets verklaren.
In de lagere rechtspraak wordt het verzoek om een partijdeskundige te horen wel gepasseerd op de grond dat de rechter geen behoefte heeft aan voorlichting door een partijdeskundige.12 Dan wordt aan de discretionaire bevoegdheid van art. 200 Rv dus dezelfde uitleg gegeven als aan de bevoegdheid van de rechter in de bodemprocedure om een deskundige te benoemen.13
Al met al lijkt de rechtspraak een partij in de uitleg van art. 200 Rv vooralsnog weinig kansen te bieden om de rechter door middel van een verklaring van een partijdeskundige te overtuigen van de juistheid van het commentaar van die partij naar aanleiding van een deskundigenadvies van een door de rechter benoemde deskundige.
Een deskundigenadvies verschaft de benodigde informatie niet volledig
In het processuele debat van partijen of bij de bewijswaardering door de rechter kan aan de orde komen of een deskundigenadvies voldoende informatie verschaft voor de beslissing van de zaak. Is dit niet het geval, dan kan de rechter
`op verzoek van een partij of ambtshalve, aan de deskundigen het geven van nadere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling bevelen, dan wel, na overleg met partijen, een of meer andere deskundigen benoemen.' (art. 194 lid 5 Rv)
Hierna wordt kort stilgestaan bij de mogelijkheid om andere deskundigen te benoemen. Vervolgens wordt ingegaan op de toelichting van een deskundigenadvies door de deskundige.