Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/6.3.2.0
6.3.2.0 Introductie
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De Raad voor de Rechtspraak ziet erop toe dat rechtbanken niet onevenredig zwaar belast worden met onderzoeken om ervoor te waken dat rechters en overig personeel van rechtbanken hierdoor niet in hun dagelijkse werkzaamheden worden belemmerd.
Een klein aantal voorgeleidingen en raadkamerzittingen die formeel door de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, werden behandeld, vond feitelijk plaats op de locatie Utrecht.
In Almelo zijn, naast de voorgeleidingen (N=10) en raadkamerzittingen (N=10) die door de onderzoeker zijn geobserveerd, van drie voorgeleidingen en één raadkamerzitting de verslaglegging, het dossier en de beschikking bestudeerd en doorgesproken met de rechter die de beslissing heeft genomen. Deze vier zaken zijn echter niet opgenomen in de tabel, omdat de onderzoeker niet in persoon aanwezig is geweest bij de betreffende voorgeleidingen en raadkamerzitting.
Lees: 64 + 90 + 33 + 14 = 201 zittingen. Zie tabel 6.2.
Tijdens deze voorgeleiding stelde de advocaat dat de inverzekeringstelling in de vorm van huisarrest ten uitvoer zou moeten worden gelegd en dat de inverzekeringstelling anders onrechtmatig zou zijn. De rechter-commissaris was het inhoudelijk niet oneens met de advocaat, maar besliste uiteindelijk dat de toetsing van de inverzekeringstelling een terughoudende toets is en dat het aan de officier van justitie is om te beslissen over de plaats van de tenuitvoerlegging van de inverzekeringstelling (Voorgeleiding 55).
Bij aanvang van het onderzoek was het voornemen van de onderzoeker om bij elk van de geselecteerde rechtbanken twee maanden onderzoek te doen. Beoogd was om per rechtbank twintig voorgeleidingen van minderjarige verdachten en achtmaal de wekelijkse zittingsdag van de raadkamer gevangenhouding voor jeugdzaken bij te wonen, alsook interviews af te nemen met drie tot vijf rechters. Deze aantallen waren, na overleg met verschillende deskundigen uit de wetenschap en de rechtspraktijk, gekozen op basis van de inschatting dat deze aantallen zouden volstaan om een beeld te verkrijgen van de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen in de betreffende rechtbanken. Ook speelde hierbij een rol dat – ingevolge het beleid van de Raad voor de Rechtspraak – de belasting die onderzoek met zich brengt voor de rechtbanken enigszins binnen de perken moet blijven.1 Verder was ook de praktische haalbaarheid van de uitvoering van het onderzoek – qua planning, tijdsinvestering en kosten – een relevante factor bij het bepalen van de grootte van het sample van de te observeren voorgeleidingen en raadkamerzittingen.
Tijdens het onderzoek bleek het bijwonen van twintig voorgeleidingen zelfs bij de ‘grote rechtbanken’ (Amsterdam en Den Haag) veel meer tijd te kosten dan vooraf gepland. De oorzaak hiervan was gelegen in het beperkte aantal minderjarigen dat werd voorgeleid, in combinatie met de omstandigheid dat de onderzoeker, vanwege andere werkzaamheden, niet te allen tijde beschikbaar was om voorgeleidingen te kunnen bijwonen. Nu voorgeleidingen van minderjarigen bij de ‘kleinere’ rechtbanken (Almelo, Breda en Lelystad) nog minder frequent voorkwamen, heeft de onderzoeker, in overleg met zijn promotoren en de Raad voor de Rechtspraak, besloten om bij deze rechtbanken niet twintig, maar tien voorgeleidingen van minderjarigen bij te wonen. Voorts brengt de strategie van het bijwonen van acht aansluitende zittingsdagen met zich dat de aantallen geobserveerde raadkamerzittingen per rechtbank afwijkend zijn. De ‘grote’ rechtbanken hebben immers wekelijks aanzienlijk meer raadkamerzittingen dan de ‘kleinere’ rechtbanken. Deze ongelijke aantallen van geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen weerspiegelen echter ook de realiteit, in die zin dat ‘grote’ rechtbanken een groter aandeel hebben in de Nederlandse voorlopige hechtenispraktijk dan de ‘kleine’ rechtbanken (zie tabel 6.1 voor een overzicht).
Rechtbank Amsterdam
Rechtbank Den Haag
Rechtbank Midden-Nederland (Lelystad)2
Rechtbank Overijssel (Almelo)3
Rb. Zeeland-West-Brabant (Breda)
Totaal
Voorgeleidingen
20
20
10
10
10
70
Raadkamerzittingen
46
61
17
10
21
155
Totaal
66
81
27
20
31
225
Bij veruit de meeste geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen (N=2014) moest de rechter-commissaris of raadkamer beslissen over een vordering van de officier van justitie tot inbewaringstelling of (verlenging van de) gevangenhouding van de verdachte (zie tabel 6.2). Tijdens een aantal bijgewoonde voorgeleidingen en/of raadkamerzittingen is er beslist over een (tussentijds) verzoek van de advocaat tot schorsing van de voorlopige hechtenis of tot wijzigig van de schorsingsvoorwaarden, een vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis of over een appèl dat is ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling. Bij één bijgewoonde voorgeleiding had de officier van justitie op het laatste moment de vordering tot inbewaringstelling (telefonisch) ingetrokken en besloten om over te gaan tot verlenging van de inverzekeringstelling, waardoor de voorgeleiding uiteindelijk een ‘kale’ toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling betrof.5
Voorgeleidingen bij de rechter-commissaris
Vordering inbewaringstelling
64
Vordering opheffing schorsing
5
‘Kale’ toetsing inverzekeringstelling
1
Totaal voorgeleidingen
70
Raadkamerzittingen
Vordering gevangenhouding
90
Vordering verlenging gevangenhouding
33
Vordering tweede verlenging gevangenhouding
14
Tussentijds verzoek van advocaat om schorsing
13
Verzoek van advocaat om wijziging schorsingsvoorwaarden
1
Vordering opheffing schorsing
2
Appèl van OM tegen afwijzing vordering inbewaringstelling
2
Totaal raadkamerzittingen
155
Totaal
225
Zie bijlage 2 voor een overzicht van de genomen beslissingen.
De voorgeleidingen en raadkamerzittingen die zijn geobserveerd, zijn niet geselecteerd, maar zijn afhankelijk geweest van de zaken die in de betreffende periode bij de betreffende rechtbank langskwamen en van de beschikbaarheid van de onderzoeker (zie par. 6.4). De geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen kunnen niet worden beschouwd als representatief voor alle voorgeleidingen en raadkamerzittingen van jeugdigen bij de betreffende rechtbanken.