Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (A)
4.5 Middelen van bestaan
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
25-03-2020, Stcrt. 2020, 15932 (uitgifte: 27-03-2020, regelingnummer: WBV 2020/7)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2020, Stcrt. 2020, 15932 (uitgifte: 27-03-2020, regelingnummer: WBV 2020/7)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De vreemdeling moet voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen beschikken over voldoende middelen van bestaan.
De middelen van bestaan moeten, anders dan bepaald in paragraaf B1/4.3.2 Vc, voor de vreemdeling voldoende zijn om te voorzien in zowel de kosten van het verblijf in Nederland als in de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toegang gewaarborgd is. De ambtenaar belast met de grensbewaking moet in ieder geval de volgende omstandigheden van de vreemdeling meewegen:
- •
de duur van het voorgenomen verblijf;
- •
het reisdoel;
- •
de persoonlijke omstandigheden; en
- •
de aard van het gebruikte vervoermiddel.
Een vreemdeling die zelfstandig reist, moet in staat zijn te voorzien in de kosten van zijn verblijf en onderdak. Voor Nederland geldt een bedrag van ten minste € 55 per persoon per dag. Het bedrag van € 55 is exclusief de eventuele kosten voor een vliegreis naar een plaats buiten Nederland waar de toegang van de vreemdeling is gewaarborgd. De IND hanteert dit bedrag als richtsnoer en betrekt daarbij de hierboven genoemde omstandigheden.
De ambtenaar belast met de grensbewaking verleent onder voorwaarden toegang aan een vreemdeling van wie niet zeker is dat hij in staat is over voldoende middelen van bestaan te beschikken voor de duur van het voorgenomen verblijf en/of voor de terugreis/reis naar een derde land. De ambtenaar belast met de grensbewaking verleent de toegang als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- a.
er bestaat geen aanleiding de vreemdeling de toegang om een van de andere voorwaarden genoemd in artikel 6, eerste lid, SGC te weigeren;
- b.
de ambtenaar belast met de grensbewaking heeft geen redenen om aan te nemen dat de vreemdeling zich niet zal houden aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden voor kort verblijf (zie vrije termijn A1/6 Vc);
- c.
de vreemdeling stelt op verzoek van de ambtenaar belast met de grensbewaking zekerheid voor de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toelating gewaarborgd is, door het deponeren van een retourticket of een garantiesom;
- d.
de vreemdeling stelt op verzoek van de ambtenaar belast met de grensbewaking zekerheid doordat een in Nederland wonende solvabele derde zich garant stelt door ondertekening van een garantverklaring.
De ambtenaar belast met de grensbewaking is bevoegd de vreemdeling een meldplicht op te leggen met toepassing van artikel 4.24, eerste lid, onder d, Vb.
De ambtenaar belast met de grensbewaking informeert de Korpschef over de toegangsverlening onder voorwaarden door middel van model M20.
Een vreemdeling heeft van rechtswege verblijf in de vrije termijn als de vreemdeling voldoet aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden en aan die voorwaarden blijft voldoen. De vrije termijn bedraagt 90 dagen.
De vreemdeling mag in het kader van verblijf in de vrije termijn aantonen dat hij voldoende middelen van bestaan heeft uit inkomsten uit hier te lande te verrichten werkzaamheden of te verlenen diensten. Voor bepaalde werknemers is een tewerkstellingsvergunning vereist, zie hiervoor B5 Vc. De duur van de te verrichten werkzaamheden of diensten mag niet langer zijn dan de duur van de vrije termijn.
De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen mag aan de vreemdeling vragen om zekerheid te stellen als de ambtenaar belast met de grensbewaking dat bij binnenkomst van de vreemdeling niet heeft gedaan.