Einde inhoudsopgave
RvdW 2011/834
Een wegens doodslag veroordeelde bemerkt na zijn vrijlating storingen in zijn post-, telefoon- en e-mailverkeer. Hij vermoedt dat zijn communicatieverkeer wordt onderschept door de binnenlandse veiligheidsdienst. Het Hof stelt dat de op klager toegepaste maatregelen ter onderschepping van zijn communicatie, gelet op de waarborgen tegen misbruik die worden geboden door de procedures in de nationale wetgeving en in het algemeen door de supervisie van de toezichthouder en de beoordeling van het IPT, gerechtvaardigd zijn. Geen schending van art. 8. Voorts kan omwille van staatsveiligheid een procedure bij het IPT beperkingen inhouden, zoals het niet openbaar zijn van de zitting of het niet openbaar maken van al het relevante bewijsmateriaal. Deze beperkingen leveren geen schending op van art. 6 § 1.Voorts overweegt het Hof dat de procedure bij het IPT klager een effectief rechtsmiddel heeft geboden. Het Hof acht (unaniem) geen schending aanwezig van de artikelen 8, 6 § 1 en 13.
EHRM 18-05-2010, ECLI:NL:XX:2010:BN6334 (Kennedy/Verenigd Koninkrijk)
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
18 mei 2010
- Magistraten
L. Garlicki, N. Bratza, G. Bonello, L. Mijović, P. Hirvelä, L. Bianku, N. Vučinić
- Zaaknummer
26839/05
- LJN
BN6334
- Roepnaam
Kennedy/Verenigd Koninkrijk
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Informatierecht / ICT
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2010:BN6334, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 18‑05‑2010
- Wetingang
EVRM art. 6§ 1, 8, 13
Essentie
Kennedy tegen het Verenigd Koninkrijk.
Een wegens doodslag veroordeelde bemerkt na zijn vrijlating storingen in zijn post-, telefoon- en e-mailverkeer. Hij vermoedt dat zijn communicatieverkeer wordt onderschept door de binnenlandse veiligheidsdienst. Het Hof stelt dat de op klager toegepaste maatregelen ter onderschepping van zijn communicatie, gelet op de waarborgen tegen misbruik die worden geboden door de procedures in de nationale wetgeving en in het algemeen door de supervisie van de toezichthouder en de beoordeling van het IPT, gerechtvaardigd zijn. Geen schending van art. 8. Voorts kan omwille van staatsveiligheid een procedure bij het IPT beperkingen inhouden, zoals ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.