Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.4.2.4:4.4.2.4 Anticipatiegebod
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.4.2.4
4.4.2.4 Anticipatiegebod
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Kamerstukken II 1972-1973, 9994, nr. 8, p. 9.
Van den Brink & Liefaard 2014, p. 50.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voorlopige hechtenis mag, ingevolge artikel 67a, derde lid Sv, niet worden toegepast in het geval ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte bij veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf of maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat de duur van de voorlopige hechtenis de duur van de op te leggen vrijheidsbenemende sanctie zal overschrijden. De rechter zal dus enigszins moeten anticiperen op de mogelijk op te leggen sanctie. De wetgever heeft deze bepaling evenwel bewust negatief geformuleerd om duidelijk te maken dat dit anticipatiegebod uitsluitend strekt tot begrenzing van het gebruik van voorlopige hechtenis en de duur daarvan, en nimmer mag worden gebruikt als rechtvaardiging voor toepassing van voorlopige hechtenis of de verlenging daarvan.1 Gesteld kan worden dat de begrenzende werking van het anticipatiegebod in beginsel nog sterker zal doorwerken in het jeugdstrafrecht dan in het commune strafrecht, daar het jeugdsanctiestelsel zich kenmerkt door relatief lage strafmaxima en een groot aanbod van niet-vrijheidsbenemende straffen en maatregelen.2