Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/372
372 Hoever mag de rechter gaan in het sturen en ontwikkelen van feitelijke stellingen?
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691534:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De Bock 2020.
Snijders 2008a, p. 544.
De wetenschap kiest hoofdzakelijk de zijde van de rechterlijke macht of neemt een tussenpositie in: niet onvermeld moet blijven dat de lobby van advocatenkantoren in het parlement in de regel groot is.
Van den Brink 2008. Zie ook De Bock 2011, p. 126, die verwijst naar Pels Rijcken 1983, Schoordijk 2004 en Ras (H.E. Ras, annotatie bij HR 5 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1945, NJ 1996/449 (Schmitz/Meininger)).
Van Schaick is van mening dat de rechter niet de ruimte heeft om vragen te stellen indien de aanstaande uitspraak onjuist dreigt uit te pakken als gevolg van het verzuim van een procespartij (Van Schaick 2017).
Zie ook Asser Procesrecht/Boonekamp 6 2020/129 en De Groot 2012, p. 94.
Münchener Kommentar/Frische ZPO § 139 en Rosenberg/Schwab/Gottwald 2018, § 77 randnr. 17-35. De rechter geeft ook inzicht in de bewijslastverdeling.
Ancery 2014, p. 27 en 28.
House of Lords, Ashmore v. Corp of Lloyd’s [1992] 1 W.L.R. 446, H.L.
Deze wet (32 263) is op 23 juni 2020 door de Eerste Kamer aangenomen. Op deze wet wordt verder in dit onderzoek niet ingegaan.
Hoogervorst & Jahan 2020. Zie ook Klaassen 2020a.
De rechter mag niet buiten partijen om feiten toevoegen.1 De rechter mag niet de feitelijke grondslag van de vordering of het verweer ambtshalve aanvullen en daarmee de rechtsstrijd van partijen ambtshalve uitbreiden. De rechter krijgt de bevoegdheid om met partijen te bespreken of de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer zou kunnen worden aangevuld. De rechter kan bevorderen dat de rechtsstrijd met medewerking van partijen wordt uitgebreid, door bijvoorbeeld aanvullende vorderingen of verweren uit te lokken, bij de mondelinge behandeling of via een aktewisseling.2 Het gaat om aanknopingspunten die de rechter in de stellingen van partijen aantreft. Eiser of verweerder bepaalt zelf welke feitelijke stellingen hij aan zijn vordering of verweer ten grondslag legt. Het is volgens de Memorie van Toelichting de rechter eerder toegestaan het partijdebat bij te sturen indien een natuurlijk persoon zonder professionele bijstand bij de rechter verschijnt.
De cliché tegenstelling tussen advocatuur en rechterlijke macht wanneer het gaat om de partijautonomie wordt helaas uitvergroot.3 Ik ben van mening dat het algemeen belang dat recht wordt gedaan op het volledige feitencomplex van partijen groter is dan het particuliere belang van een partij en haar advocaat. Het gaat om een verbetering van de kwaliteit van het feitelijke debat. De advocaten van partijen moeten een juist en volledig overzicht geven van de feiten; dat is hun werk. Een advocaat wordt geacht het belang van een ingebrekestelling van zijn cliënt te onderkennen en de bewuste productie over te leggen, evenals de advocaat van de werkgever stelplicht heeft van het element: ‘onverwijlde aanzegging’. Laat de advocaat zulke proceshandelingen na, dan doet hij zijn werk niet goed. Van belang hierbij is dat een ontbrekend beroep op een bevrijdend verweer meestal niet een bewuste keuze is, maar een (onbewust) verzuim.4 Het is de taak van de advocaat zijn cliënt zo goed als mogelijk bij te staan.5 Waarom zou een verzuim zijnerzijds met de mantel van de partijautonomie bedekt moeten worden?6 Waarom de angst voor de ‘actieve’ rechter bij de advocatuur in Nederland zoveel groter is dan in bijvoorbeeld Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ontgaat mij.
In Duitsland bestaat de Belehrungs- und Hinweisspflicht voor de rechter: §139 lid 1 en 2 ZPO. De rechter mag niet alleen maar moet de feiten en juridische verhouding tussen partijen bespreken en moet actief vragen stellen, indien naar zijn mening stellingen van een partij onvolledig zijn.7 De Hinweisspflicht past binnen het kader van art. 6 EVRM omdat de rechter daarvoor aanknopingspunten in het partijdebat moet vinden en partijen zich mogen uitlaten over de ambtshalve opgeworpen vragen.8 Ook in het Verenigd Koninkrijk is de rechter bevoegd partijen suggesties te doen.9
In de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging10 is opgenomen dat de rechter in een experiment mag afwijken van art. 23 en 24 Rv. Ik ben het helemaal eens met Hoogervorst en Jahan die van mening zijn dat afwijking van de (huidige) art. 23 en 24 Rv een volwaardig parlementair debat vereist en niet onderwerp van een experiment bij amvb kan zijn. Een experimentele aanpassing van art. 24 Rv doorkruist het ingediende Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht.11