Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.4.2.3.3
4.4.2.3.3 Eigendomsvoorbehoud
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS384386:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie de MvT, Kortman & Faber 1995, p. 102.
Zie Vriesendorp 1985, p. 74-76.
Ik verschil met Vriesendorp van mening over de vraag naar de positie van de koper. Ik schaar mij aan de zijde van die auteurs die menen dat de koper onder eigendomsvoorbehoud als eigenaar moet worden aangemerkt, zij het dat diens eigendomsrecht voorwaardelijk is, namelijk onder opschortende voorwaarde van voldoening van de koopsom. Volgens Vriesendorp — die de figuur van het voorwaardelijke eigendomsrecht afwijst — heeft de koper niet meer dan een `eigendomsverwachting'. Beide visies kennen vele voor- en tegenstanders. Zie voor een overzicht: Losbladige Vermogensrecht, commentaar bij art. 3:92 BW, nr. 32 (Verstijlen).
Zie Verstijlen 2007, p. 828.
Zo ook Wessels 1988, p. 166.
Komt de onbetaald gebleven leverancier onder eigendomsvoorbehoud een beroep toe op art. 37 Fw? In de visie van de wetgever vermoedelijk niet. Sinds 1936 geldt voor het faillissement van de huurkoper in art. 38a Fw een bijzondere regeling, mede omdat de wetgever ervan uitging dat art. 37 Fw ten aanzien van de overeenkomst van huurkoop — een species van het eigendomsvoorbehoud — in de regel niet van toepassing zou zijn. Met de levering van de in huurkoop gegeven zaak zou de verkoper zijnerzijds 'geheel [zijn] nagekomen'.1 Over dit laatste kan men evenwel van mening verschillen. Zo stelt Vriesendorp dat de verkoper eerst van zijn verbintenis tot eigendomsverschaffing is bevrijd op het moment dat de koopsom integraal is voldaan en de koper daarmee de eigendom van de zaak heeft verkregen, ook al komt hier feitelijk geen handeling van de verkoper meer aan te pas. Hij verbindt daaraan de conclusie dat zolang de eigendom nog niet op de koper is overgegaan, de verkoper een beroep toekomt op de regeling van art. 37 Fw. 2
`Technisch-juridisch' lijkt mij de benadering van Vriesendorp zuiver, althans voor wat betreft de vraag of de koper met de levering van de op hem rustende verbintenis is bevrijd.3 Op de verkoper rust de verbintenis de koper de onvoorwaardelijke eigendom te verschaffen,4 zodat gesteld kan worden dat zolang de koopsom nog niet integraal is voldaan en de koper daardoor nog geen onvoorwaardelijk eigendomsrecht heeft verkregen, over en weer verbintenissen openstaan. In gevallen waarin de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken niet zijn bestemd om te worden verwerkt of doorverkocht, maar om door de koper te worden gebruikt, rust naast de verbintenis tot eigendomsverschaffing op de verkoper bovendien in de regel de voortdurende verbintenis om het gebruik van de desbetreffende zaken door de koper te dulden.5 Aan de in de onderhavige paragraaf besproken voorwaarde voor toepassing van art. 37 Fw — dat de overeenkomst van beide zijden nog niet geheel dient te zijn nagekomen — lijkt dus te zijn voldaan, zodat verdedigd kan worden dat de onbetaald gebleven leverancier onder eigendomsvoorbehoud een beroep toekomt op art. 37 Fw.6
Ook de verkoper onder eigendomsvoorbehoud kan als gevolg van het faillissement van de koper in onzekerheid komen te verkeren, omdat hij niet weet of de curator zal nakomen of dat hij de zaken terug zal ontvangen en aan een derde zal moeten zien te slijten. Is de curator bereid de overeenkomst na te komen, dan heeft de verkoper er doorgaans echter geen belang bij dat de curator zekerheid stelt, nu het eigendomsvoorbehoud die zekerheid al biedt. Is dat bij uitzondering niet het geval, omdat de waarde van de geleverde zaken is gedaald, dan zal de curator niet snel geneigd zijn de overeenkomst gestand te doen. Het belang van de verkoper onder eigendomsvoorbehoud bij een beroep op art. 37 Fw is dus beperkt.