Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/302
Personen- en familierecht. Machtiging uithuisplaatsing vervallen omdat deze niet binnen drie maanden ten uitvoer is gelegd (art. 1:265c lid 3 BW); voldoende procesbelang? Deskundigenonderzoek op voet art. 810a lid 2 Rv.
HR 18-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:395
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 maart 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/02894
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:395, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1229, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑07‑2021
- Wetingang
Art. 8 EVRM; art. 1:265c BW; art. 810a Rv
Samenvatting
Indien ten tijde van de uitspraak in hoger beroep de periode is verstreken waarvoor een machtiging tot uithuisplaatsing is gegeven, dient het hof aan de hand van de aangevoerde grieven te beoordelen of de bestreden beslissing terecht is gegeven. Dit geldt ook indien de machtiging tot uithuisplaatsing niet binnen de in art. 1:265c lid 3 BW genoemde termijn ten uitvoer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.