Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.6.1 Bijzondere executiemaatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
De insolventverklaring heeft tot gevolg, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar, vóór de insolventverklaring aangevangen, onmiddellijk een einde neemt en dat, ook van hetzelfde ogenblik af, geen vonnis, beschikking of authentieke akte bij lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.
2.
Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling. Het beslag herleeft, zodra de insolventie ten gevolge van vernietiging van de insolventverklaring of opheffing wordt beëindigd, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploot is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.
3.
Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zodra de beschikking van insolventverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van artikel 4.1.2.
4.
Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen en authentieke akten waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen waarbij een uitkering, krachtens artikel 85, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten op grond van artikel 13 van de Invoeringswet werk en bijstand.