Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.6.8 Inning door de bewindvoerder van bezitloos of stil verpande vorderingen
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Indien de bewindvoerder een overeenkomstig artikel 237, eerste lid, of 239, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek verpande vordering bevoegdelijk int, komen de pandrechten waarmee de vordering bezwaard was, op het geïnde te rusten. Bestaat het geïnde uit geld, dan is de bewindvoerder gehouden, zodra de vordering van de hoogst gerangschikte pandhouder opeisbaar is, het geïnde desverzocht aan deze pandhouder af te dragen onder inhouding van een bijdrage overeenkomstig artikel 3.6.10, eerste lid.
2.
Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid strekt tot verkrijging van een registergoed, komen bij verkrijging door de bewindvoerder hypotheekrechten op het registergoed te rusten ter vervanging van de pandrechten waarmee de vordering bezwaard was. De bewindvoerder is gehouden de hypotheekrechten onverwijld te doen inschrijven in de daartoe bestemde openbare registers.