Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.6.4 Gebruiks- en vergoedingsrechten
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Indien de schuldenaar een onderneming heeft en hij vóór de insolventverklaring de bevoegdheid had tot gebruik, verbruik of vervreemding van goederen als bedoeld in artikel 3.6.3, eerste lid, komt deze bevoegdheid tijdens de afkoelingsperiode toe aan de bewindvoerder die de onderneming of een onderdeel daarvan voortzet. Dit geldt ook indien deze bevoegdheid door of na de insolventverklaring zou eindigen.
2.
De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid komt de bewindvoerder alleen toe voor zover dit past binnen de normale uitoefening van de onderneming.
3.
De bewindvoerder die gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, betaalt aan degene die daardoor schade lijdt, een, zo nodig door de rechter-commissaris, te bepalen vergoeding, die de benadeelde zoveel mogelijk in de positie brengt waarin hij zou hebben verkeerd indien er geen afkoelingsperiode zou hebben gegolden. De desbetreffende vordering is een boedelvordering.
4.
De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bepalen dat de bewindvoerder de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid slechts uitoefent indien hij zekerheid stelt voor de in het derde lid bedoelde vergoeding.
5.
Indien de schuldenaar de bevoegdheid om het goed te vervreemden bezit op grond van een overeenkomst van lastgeving om als tussenpersoon in eigen naam te handelen, is de bewindvoerder niet tot vervreemding bevoegd.
6.
De rechter-commissaris kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve beperken of opheffen. De rechter-commissaris beslist, na de bewindvoerder gehoord te hebben, binnen drie dagen. Zolang de rechter-commissaris niet heeft beslist, maakt de bewindvoerder geen gebruik van de bevoegdheid tot verbruik of vervreemding.