Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/631 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011
Artikel 1 Onderwerp en doelstellingen
Geldend
Geldend vanaf 15-05-2023
- Bronpublicatie:
19-04-2023, PbEU 2023, L 110 (uitgifte: 25-04-2023, regelingnummer: 2023/851)
- Inwerkingtreding
15-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, PbEU 2023, L 110 (uitgifte: 25-04-2023, regelingnummer: 2023/851)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Verkeersrecht / Voertuigeisen
1.
In deze verordening worden CO2-emissievereisten voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen vastgesteld om bij te dragen aan het bereiken van het in Verordening (EU) 2018/842 neergelegde streefcijfer van de Unie voor het reduceren van haar broeikasgasemissies en de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en om de goede werking van de interne markt te garanderen.
2.
Deze verordening legt met ingang van 1 januari 2020 voor het gehele EU-wagenpark een streefcijfer van 95 g CO2/km vast voor de gemiddelde emissies van nieuwe personenauto's en van 147 g CO2/km voor de gemiddelde emissies van nieuwe, in de Unie geregistreerde lichte bedrijfsvoertuigen, zoals tot en met 31 december 2020 gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 692/2008, alsmede de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/1152 en (EU) 2017/1153, en met ingang van 1 januari 2021 gemeten overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151.
3.
Deze verordening zal tot en met 31 december 2024 worden aangevuld met aanvullende maatregelen om een verlaging van de CO2-emissies met 10 g CO2/km te bewerkstelligen, in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie waarnaar wordt verwezen in de mededeling van de Commissie van 7 februari 2007 getiteld ‘Resultaten van de herziening van de communautaire strategie om de CO2-uitstoot van personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen te verminderen’.
4.
Met ingang van 1 januari 2025 zijn voor het gehele wagenpark van de EU de volgende streefcijfers van toepassing:
- a)
voor de gemiddelde emissies van nieuwe personenauto's, een voor het gehele EU-wagenpark geldend streefcijfer gelijk aan een vermindering van 15 % van het streefcijfer in 2021 als vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.1;
- b)
voor de gemiddelde emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een voor het gehele EU-wagenpark geldend streefcijfer gelijk aan een vermindering van 15 % van het streefcijfer in 2021 als vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.1.
5.
Met ingang van 1 januari 2030 zijn de volgende streefcijfers voor het gehele EU-wagenpark van toepassing:
- a)
voor de gemiddelde emissies van nieuwe personenauto's een voor het gehele EU-wagenpark geldend streefcijfer gelijk aan een vermindering van 55 % van het streefcijfer in 2021 als vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.2;
- b)
voor de gemiddelde emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een voor het gehele EU-wagenpark geldend streefcijfer gelijk aan een vermindering van 50 % van het streefcijfer in 2021 als vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.2.
5 bis.
Met ingang van 1 januari 2035 zijn de volgende streefcijfers voor het gehele EU-wagenpark van toepassing:
- a)
voor de gemiddelde emissies van nieuwe personenauto’s een streefcijfer voor het gehele EU-wagenpark gelijk aan een vermindering van 100 % van het streefcijfer in 2021 vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel A, punt 6.1.3;
- b)
voor de gemiddelde emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen een streefcijfer voor het gehele EU-wagenpark gelijk aan een vermindering van 100 % van het streefcijfer in 2021 vastgesteld overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 6.1.3.
6.
Van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029 geldt er voor emissievrije en emissiearme voertuigen een benchmark gelijk aan een aandeel van 25 % van het wagenpark van nieuwe personenauto’s en een benchmark gelijk aan een aandeel van 17 % van het wagenpark van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, overeenkomstig respectievelijk bijlage I, deel A, punt 6.3, en bijlage I, deel B, punt 6.3.