Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/631 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011
Artikel 11 Eco-innovaties
Geldend
Geldend vanaf 15-05-2023
- Bronpublicatie:
19-04-2023, PbEU 2023, L 110 (uitgifte: 25-04-2023, regelingnummer: 2023/851)
- Inwerkingtreding
15-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, PbEU 2023, L 110 (uitgifte: 25-04-2023, regelingnummer: 2023/851)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Verkeersrecht / Voertuigeisen
1.
Op aanvraag van een toeleverancier of een fabrikant wordt rekening gehouden met de CO2-besparingen die worden gerealiseerd door gebruik van innoverende technologieën of een combinatie van innoverende technologieën (‘innoverende technologiepakketten’).
Met deze technologieën wordt alleen rekening gehouden indien de methode die voor de beoordeling ervan wordt gebruikt verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten kan opleveren.
De totale bijdrage van deze technologieën aan de vermindering van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van een fabrikant mag het volgende bedragen:
- —
tot 7 g CO2/km tot en met 2024;
- —
tot 6 g CO2/km van 2025 tot en met 2029;
- —
tot 4 g CO2/km van 2030 tot en met 2034.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 17 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door de in de derde alinea van dit lid bedoelde maximumwaarden met ingang van 2025 naar beneden bij te stellen om rekening te houden met technologische ontwikkelingen en te zorgen voor een evenwichtige verhouding van het niveau van dat maximum ten opzichte van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van fabrikanten.
2.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde bepalingen vast voor een procedure om de innoverende technologieën of innoverende technologiepakketten als bedoeld in lid 1 van dit artikel goed te keuren. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Die gedetailleerde bepalingen zijn gebaseerd op de volgende criteria voor innoverende technologieën:
- a)
de CO2-besparingen die worden gerealiseerd door gebruik van innoverende technologieën moeten aan de toeleverancier of de fabrikant zijn toe te schrijven;
- b)
de innoverende technologieën moeten een geverifieerde bijdrage leveren aan de vermindering van de CO2-emissies;
- c)
de innoverende technologieën mogen niet vallen onder de CO2-meting volgens de standaardtestcyclus;
- d)
de innoverende technologieën mogen niet:
- i)
vallen onder bindende bepalingen als gevolg van complementaire aanvullende maatregelen om de in artikel 1, lid 3, bedoelde vermindering met 10 g CO2/km te bewerkstelligen, of
- ii)
verplicht zijn op grond van andere bepalingen van het Unierecht.
Met ingang van 1 januari 2025 is het in de eerste alinea, onder d), i), bedoelde criterium niet van toepassing op efficiëntieverbeteringen van aircosystemen.
3.
Een toeleverancier of fabrikant die een maatregel als innoverende technologie of als innoverend technologiepakket wil laten goedkeuren, dient bij de Commissie een rapport in, met inbegrip van een verificatierapport van een onafhankelijke en gecertificeerde instantie. In geval van mogelijke interactie tussen de maatregel en een andere, reeds goedgekeurde innoverende technologie of een ander reeds goedgekeurd innoverend technologiepakket, wordt in dat rapport melding van die interactie gemaakt en wordt in het verificatierapport geëvalueerd in hoeverre de interactie gevolgen heeft voor de vermindering die met elke maatregel wordt gerealiseerd.
4.
De Commissie attesteert de gerealiseerde vermindering op basis van de in lid 2 vastgestelde criteria.