Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/142
142 (Verlies van) spoedeisend belang
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS452205:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Het criterium ‘spoedeisend belang’ wordt gebruikt om de toegang tot de voorzieningenrechter te verzekeren. De voorzieningenrechter is alleen bevoegd als in de dagvaarding is gesteld of daaruit blijkt dat de eiser een spoedeisend belang heeft dan wel dat uit de aard van de zaak de spoedeisendheid voortvloeit (HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2553, NJ 2000, 544 (Kruidvat/Lancôme)). Het criterium is echter ook van belang bij de toewijzing van de vordering.
HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553, NJ 2003, 78, m.nt. P.A. Stein (Gemeente Groningen/Reilman). Zie verder Tjong Tjin Tai (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 254, aant. 3.
HR 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6341, NJ 2001, 389, m.nt. H.J. Snijders; Tjong Tjin Tai (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 254, aant 3.
Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 186, aant. 6.
Dit blijkt uit de term “onverwijld” in art. 186 lid 1 Rv en ook uit het uitsluiten van een hogere voorziening in art. 188 lid 2 Rv. Zie ook HR 25 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC2367, NJ 1989, 3, m.nt. W.H. Heemskerk (Staat/ABN) waarin de Hoge Raad overwoog dat een beschikking op een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor een spoedeisend karakter heeft.
Een eiser in kort geding moet een spoedeisend belang1 bij de gevraagde voorziening hebben. Er is geen algemene termijn te geven, waarna een eiser spoedeisend belang ontbeert; of een eiser een spoedeisend belang heeft is afhankelijk van een belangenafweging.2 De rechter beslist ex nunc; criterium is of op het moment van het nemen van de beslissing een spoedeisend belang bestaat. Dit houdt in dat een eiser zijn spoedeisend belang kan kwijtraken. Een eiser die in eerste aanleg nog een spoedeisend belang had, kan in hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de zaak niet langer spoedeisend is.3 Een eiser die eerst een voorlopig getuigenverhoor houdt alvorens een kort geding te beginnen, loopt hetzelfde risico, namelijk dat hij het spoedeisend belang dat hij ten tijde van het aanvragen van het voorlopig getuigenverhoor had, is kwijtgeraakt op het moment waarop de voorzieningenrechter zijn beslissing neemt. De eiser raakt zijn spoedeisend belang niet kwijt als gevolg van het houden van een voorlopig getuigenverhoor, maar omdat op het moment waarop de voorzieningenrechter beslist blijkbaar de hoofdzaak kan worden afgewacht. In een dergelijk geval is het voorlopig getuigenverhoor niet zinloos geweest. Het kan niet ten behoeve van de kortgedingprocedure worden gebruikt, maar wel van de hoofdzaak.
Hoe meer tijdsverloop tussen het indienen van het verzoek tot het doen houden van een voorlopig getuigenverhoor en de beslissing in kort geding, hoe groter de kans dat zich omstandigheden voordoen waardoor de toekomstig eiser in kort geding zijn spoedeisend belang verliest.4 Eén van de doelen van het voorlopig getuigenverhoor is het snel5 vaststellen van de feitelijke grondslag van een geschil. Het zou dus zonder problemen moeten kunnen: snel een voorlopig getuigenverhoor en direct daarna een kort geding. De rechterlijke organisatie behoort zo te zijn ingericht, dat zo nodig snel (“onverwijld”) een voorlopig getuigenverhoor kan worden gehouden, zodat het spoedeisend belang van de eiser die het getuigenbewijs in het kader van een kort gedingprocedure wil verzamelen, (vrijwel) niet in gevaar komt. Het valt daarom – hoe begrijpelijk ook – te betreuren dat de Amsterdamse regeling niet meer bestaat.