Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie
Artikel 19 Sancties en maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
27-01-1999, Trb. 2000, 130 (uitgifte: 30-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 109 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Rekening houdend met de ernst van de krachtens dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, voorziet iedere Partij, ten aanzien van de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 14 strafbaar gestelde feiten, in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties en maatregelen, waarvan, wanneer zij zijn gepleegd door natuurlijke personen, vrijheidsbenemende sancties die aanleiding kunnen geven tot uitlevering deel uitmaken.
2.
Iedere Partij vergewist zich ervan dat in geval van aansprakelijkheid, vastgesteld krachtens artikel 18, eerste en tweede lid, rechtspersonen in aanmerking kunnen komen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties van strafrechtelijke of niet strafrechtelijke aard, met inbegrip van geldelijke sancties.
3.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig blijken te zijn om het verbeurd verklaren of het anderszins ontnemen van de instrumenten en opbrengsten van krachtens dit Verdrag strafbaar gestelde feiten of van de bezittingen waarvan de waarde overeenkomt met de opbrengsten, mogelijk te maken.