Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie
Artikel 18 Aansprakelijkheid van rechtspersonen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
27-01-1999, Trb. 2000, 130 (uitgifte: 30-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 109 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig blijken te zijn om zich ervan te vergewissen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de krachtens dit Verdrag strafbaar gestelde feiten actieve omkoping, ongeoorloofde beïnvloeding en witwassen van kapitaal, wanneer deze te hunner voordele zijn gepleegd door om het even welke natuurlijke persoon, handelend ofwel individueel, ofwel als lid van een orgaan van de rechtspersoon, die binnen de rechtspersoon een leidinggevende functie vervult, die gebaseerd is op:
- —
een bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen; of
- —
een bevoegdheid om in naam van de rechtspersoon beslissingen te nemen; of
- —
een bevoegdheid om controle binnen de rechtspersoon uit te oefenen;
alsmede voor de deelname van een dergelijk natuurlijk persoon als medeplichtige aan of als uitlokker van het plegen van de bovenvermelde strafbare feiten.
2.
Afgezien van de reeds in het eerste lid voorziene gevallen, neemt elke Partij de noodzakelijke maatregelen om zich ervan te vergewissen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld, wanneer het gebrek aan toezicht of controle van de kant van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid het plegen van de in het eerste lid vermelde strafbare feiten ten voordele van de genoemde rechtspersoon door een aan zijn gezag onderworpen natuurlijk persoon mogelijk heeft gemaakt.
3.
De aansprakelijkheid van de rechtspersoon krachtens het eerste en het tweede lid sluit vervolging van de natuurlijke personen, daders, uitlokkers of medeplichtigen, van of aan de in het eerste lid vermelde strafbare feiten, niet uit.