Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie
Artikel 23 Maatregelen ter vergemakkelijking van de vergaring van bewijs en van de verbeurdverklaring van de opbrengsten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
27-01-1999, Trb. 2000, 130 (uitgifte: 30-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 109 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen, met inbegrip van die welke het gebruik van bijzondere opsporingstechnieken overeenkomstig de nationale wetgeving toestaan, die nodig blijken te zijn om de vergaring van bewijs met betrekking tot de krachtens de artikelen 2 tot en met 14 strafbaar gestelde feiten te vergemakkelijken en om het identificeren, onderzoeken en bevriezen van en het beslag leggen op instrumenten en opbrengsten van corruptie of van de bezittingen waarvan de waarde overeenkomt met dergelijke opbrengsten, en die vatbaar zijn voor de maatregelen omschreven in het derde lid van artikel 19 van dit Verdrag, mogelijk te maken.
2.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig blijken te zijn om haar gerechten of andere bevoegde autoriteiten bevoegd te verklaren tot het gelasten van informatie over of de beslaglegging op bancaire, financiële of commerciële dossiers teneinde de in het eerste lid van dit artikel bedoelde maatregelen te nemen.
3.
Het bankgeheim vormt geen beletsel voor de in het eerste en het tweede lid van dit artikel omschreven maatregelen.