Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2014, 85).
- Bronpublicatie:
27-01-1999, Trb. 2000, 130 (uitgifte: 30-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 109 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Verdrag van 27 januari 1999
Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden,
Onder erkenning van het belang van het versterken van de samenwerking met de andere Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overtuigd van de noodzaak om als prioriteit een gezamenlijk strafrechtelijk beleid te voeren gericht op de bescherming van de maatschappij tegen corruptie, met inbegrip van het aannemen van gepaste wetgeving en adequate preventieve maatregelen,
Onderstrepend dat corruptie een bedreiging vormt voor de rechtsstaat, de democratie en de rechten van de mens, de principes van behoorlijk bestuur, billijkheid en sociale rechtvaardigheid ondermijnt, concurrentie vervalst, economische ontwikkeling belemmert en de stabiliteit van democratische instellingen en de zedelijke grondslagen van de maatschappij in gevaar brengt,
Van mening dat een doeltreffende corruptiebestrijding een nauwere, snelle en goed functionerende internationale samenwerking in strafzaken vereist,
Recente ontwikkelingen verwelkomend die bijdragen aan het verbeteren van de bewustwording en samenwerking op internationaal niveau bij de bestrijding van corruptie, met inbegrip van het optreden van de Verenigde Naties, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldhandelsorganisatie, de Organisatie van Amerikaanse Staten, de OESO en de Europese Unie;
Gelet op het Actieprogramma tegen Corruptie dat in november 1996 is aangenomen door het Comité van Ministers naar aanleiding van de aanbevelingen van de 19e Conferentie van Europese Ministers van Justitie (Valletta, 1994);
In dit verband herinnerend aan het belang van de deelname van niet-lidstaten aan het optreden van de Raad van Europa tegen corruptie en hun waardevolle bijdrage aan de uitvoering van het Actieprogramma tegen Corruptie verwelkomend;
Voorts eraan herinnerend dat Resolutie nr. 1, aangenomen door de Europese Ministers van Justitie tijdens hun 21e Conferentie (Praag, 1997), oproept tot een spoedige uitvoering van het Actieprogramma tegen Corruptie en in het bijzonder aanbeveelt een strafrechtelijk verdrag inzake corruptie op te stellen, strekkende tot op elkaar afgestemde strafbaarstellingen inzake corruptie, een versterkte samenwerking bij de vervolging van dergelijke strafbare feiten en een doeltreffend follow-upmechanisme dat op voet van gelijkheid openstaat voor lidstaten en niet-lidstaten;
Indachtig het feit dat de Staatshoofden en Regeringsleiders van de Raad van Europa, ter gelegenheid van hun Tweede Top te Straatsburg op 10 en 11 oktober 1997, hebben besloten gezamenlijke antwoorden te zoeken op de uitdagingen gevormd door de toename van corruptie en een Actieprogramma hebben aangenomen dat, ter bevordering van de samenwerking bij de bestrijding van corruptie, met inbegrip van haar banden met de georganiseerde criminaliteit en het witwassen van geld, het Comité van Ministers opdracht geeft, onder meer, zorg te dragen voor de spoedige voltooiing van de werkzaamheden inzake de totstandbrenging van internationale juridische instrumenten overeenkomstig het Actieprogramma tegen Corruptie;
Overwegende voorts dat Resolutie (97) 24 inzake de 20 Richtsnoeren voor de bestrijding van Corruptie, op 6 november 1997 aangenomen door het Comité van Ministers tijdens zijn 101e zitting, de noodzaak beklemtoont van het spoedig voltooien van de uitwerking van internationale juridische instrumenten ter uitvoering van het Actieprogramma tegen Corruptie;
In het licht van de aanvaarding door het Comité van Ministers, tijdens zijn 102e zitting op 4 mei 1998, van Resolutie (98)7 houdende toestemming voor het gedeeltelijke en uitgebreide Akkoord tot oprichting van de ‘Groep van Staten tegen Corruptie GRECO’, welk orgaan tot doel heeft het vermogen van zijn leden tot het bestrijden van corruptie te vergroten door toe te zien op de implementatie van datgene waartoe zij zich op dat gebied hebben verbonden;
Zijn het volgende overeengekomen:
Verdragpartijgroep