Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1176
Arbeidsrecht. Verrichten van werkzaamheden door uitkeringsgerechtigde op participatieplaats (Participatiewet); kwalificatie overeenkomst als arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW)?; maatstaf; bedoeling partijen irrelevant; onderscheid uitleg en kwalificatie.
HR 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1746
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 november 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/03369
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Sociale zekerheid bijstand / Algemene bijstand
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1746, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:698, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑07‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2019
- Wetingang
Art. 7:610 BW
Essentie
Arbeidsrecht. Verrichten van werkzaamheden door uitkeringsgerechtigde op participatieplaats (Participatiewet); kwalificatie overeenkomst als arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW)?; maatstaf; bedoeling partijen irrelevant; onderscheid uitleg en kwalificatie.
Samenvatting
Art. 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.