Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1182
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Proceskostenveroordeling. Art. 237 lid 1 Rv.
HR 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1734
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 november 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/04932
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1734, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:776, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑09‑2020
Partij(en)
ARREST In de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, hierna: [eiser], advocaat: J.A.J. Leeman, tegen [het architectenbureau] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTER in cassatie, hierna: [het architectenbureau], niet verschenen.
Conclusie
Conclusie plv. P-G mr. F.F. Langemeijer:
1. Feiten en procesverloop
1.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die het hof in het bestreden arrest heeft vermeld onder 1.2 - 1.9. Deze houden het volgende in.
(i) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.