Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/6.1.2
6.1.2 Geschiedenis
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS304893:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Ch. de Montesquieu, De ]'esprit des lois (1748).
In de ons omringende landen geldt het beginsel der onafhankelijkheid in volle glorie; het zijn evenwel slechts België en Engeland waar het beginsel (tezamen met dat der onpartijdigheid) met zoveel woorden voor het burgerlijk procesrecht is erkend. Zie Snijders e.a. (1995), p. 178-179 en p. 77.
Locke vermeldde in zijn werk Two treatises of Government (1698) reeds dat één der waarborgen tegen machtsmisbruik van de (koninklijke) overheid zou zijn de onafhankelijkheid van de rechter; in tegenstelling tot Montesquieu heeft Locke deze gedachte niet uitgewerkt en gesystematiseerd.
Vertaald naar het citaat van M. Hubert, Institutions politiques et sociales de l'antiquité (1984), p. 121.
Kuijer (2004), p. 2-3.
Uit dit eenrichtingsverkeer van onafhankelijkheid ten opzichte van onpartijdigheid mag men echter niet afleiden dat een dergelijke lineaire band ook historisch zou bestaan. Historisch gezien gaat de onpartijdigheid aan de onafhankelijkheid vooraf. De onafhankelijkheid der rechtspraak is met de reeds eerder gememoreerde - door Montesquieu geponeerde - theorie der machtenscheiding1 tot ontwikkeling gekomen en eerst in de latere democratische rechtsstaten daadwerkelijk tot leven gebracht.2 Montesquieu heeft zich evenwel niet geheel door eigen gedachten laten bewegen, maar zich ook laten inspireren door de ideeën van John Locke3 en de verdeling van machtsstructuren die hij aantrof in de antieke Oudheid, hoewel daar in het geheel nog niet van een duidelijk afgescheiden en institutioneel onafhankelijke rechtspraak sprake was.
Aan het beginsel der onpartijdigheid was in de antieke Oudheid daarentegen wél al gestalte gegeven. In de Griekse samenleving ten tijde van Perikles werd recht gesproken door een volksgerecht, bestaande uit door het lot gekozen 'rechters'. Demosthenes heeft opgetekend dat aldus uitverkorenen de volgende eed dienden af te leggen:
'Ik stem niet voor een tiran, noch voor een oligarch; indien iemand de volksregering van Athene omver wil werpen, of een deze regering vijandig voorstel doet, of Athene aan een stemming wil onderwerpen, zal ik hem niet volgen. Ik zal niet stemmen voor de afschaffing van privé-schulden, noch voor de verdeling van gronden en huizen van Atheense burgers, ik zal de verbannenen, noch de ter dood veroordeelden terugroepen en ik zal tegen hen die in het land wonen (mijn landgenoten, P.S.) geen verbanning uitspreken in strijd met de wetten ... ik zal geen geschenken aannemen in mijn hoedanigheid van heliast (rechter in het volksgerecht, P.S.), noch ik, noch een ander dan ik ... Ik heb de leeftijd van dertig jaar bereikt. Ik zal met gelijke aandacht aanhoren de beschuldiger en de beschuldigde, en ik zal mijn oordeel uitspreken over het precieze onderwerp van de vervolging. Indien ik mij verkeerd uitspreek, dat ik moge vergaan, ik en mijn huis: indien ik trouw ben aan mijn eed, dat het mij wel moge gaan.'4
De rol van de rechter - en daarmee ook het belang van diens onafhankelijkheid en onpartijdigheid - is in de laatste decennia in de Westerse landen zeer toegenomen. Kuijer noemt als oorzaken daarvoor (i) de - op verhoogd individualisme gebaseerde - toegenomen proceslust van burgers, (ii) de - door open/vage wetgeving - toegenomen interpreterende respectievelijk 'politieke' rol van de rechter bij het nemen van beslissingen en (iii) de toegenomen activiteit van de rechter in de rechtszaa1.5