Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1133
Medeplegen moord. Verdachte was niet op plaats delict. Fatale messteek is toegebracht door in bewezenverklaring genoemde ‘ander’ of door een derde betrokkene.
HR 13-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1606
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/00490
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS238134:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1606, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:734, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑08‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑05‑2020
- Wetingang
Essentie
Medeplegen moord. Verdachte was niet op de plaats delict. De fatale messteek is toegebracht door in de tenlastelegging en bewezenverklaring genoemde ‘ander’ of door een derde bij de uitvoering betrokken persoon.
Samenvatting
Enschedese voogdijmoord. Medeplegen. De Hoge Raad stelt voorop hetgeen voor de kwalificatie medeplegen is vereist volgens HR 2 december 2014, NJ 2015/390, m.nt. Mevis en herhaalt dat in de bewezenverklaring naar aanleiding van een op medeplegen toegespitste tenlastelegging niet hoeft te worden vermeld of en zo ja welke feitelijke handelingen de verdachte zelf dan wel zijn mededader of mededaders hebben verricht (vgl. HR ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.