Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VIII.5.2.3
VIII.5.2.3 Bepaaldheidsvereiste, inhoudelijke bepaling en globale cessie
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362493:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Daarbuiten zal de vraag niet snel relevant zijn, aangezien het bij de cessie van slechts een of meer vorderingen noodzakelijk zal zijn om in de akte of in een gegevensdrager waarnaar de akte verwijst specifieke kenmerken van de vorderingen op te nemen.
Een stille cessie is vanwege het grondslagvereiste van art. 3:94 lid 3 BW niet mogelijk.
Wellicht kan worden aangenomen dat een globale omschrijving van het soort rechtsverhouding waaruit de vorderingen zullen gaan voortvloeien, voor een voldoende “inhoudelijke bepaling” volstaat. Bedacht moet worden dat veelal met standaardcontracten zal worden gewerkt.
Een openbare cessie bij voorbaat is niet mogelijk, omdat de identiteit van de schuldenaar nog niet bekend is; een stille cessie bij voorbaat is niet mogelijk, omdat de rechtsverhouding waaruit de vordering zal voortvloeien nog niet aanwezig is.
Zie nrs. 28 en 97.
Zie § II.11.2.
Denk bijvoorbeeld aan een dienstverlener die tegen een geldelijke vergoeding een dienst heeft verricht, maar de dienst nog niet heeft gefactureerd en de dienst ook niet anderszins heeft verwerkt in zijn administratie.
Zie nr. 807.
Zie HR 20 september 2002, NJ 2004, 182, m.nt. WMK (Mulder q.q./Rabobank Alphen aan den Rijn) waarin de Hoge Raad de globale stille verpanding met generieke omschrijving van bestaande en relatief toekomstige vorderingen heeft gesanctioneerd. Zie ook hierna: § VIII.8.
793. Belang van de vraag: bepaaldheidsvereiste, toekomstige vorderingen en globale cessie. De in de vorige paragraaf aan de orde gestelde vraag of ook naar huidig recht de eis geldt dat de vordering inhoudelijk door de akte moeten worden bepaald, is vooral van belang voor de globale cessie of verpanding van bestaande en/of toekomstige vorderingen die in de akte enkel generiek worden omschreven.1 Denk aan een cessie of verpanding door een onderneming van alle bestaande en toekomstige vorderingen op afnemers of “uit welken hoofde ook”. Voor zover het gaat om absoluut toekomstige vorderingen, dat wil zeggen vorderingen uit ten tijde van de cessie of verpanding nog niet bestaande rechtsverhoudingen, kan het zijn dat iedere mogelijkheid van een inhoudelijke bepaling is uitgesloten. Behalve wellicht de naam van de schuldenaar – die vanwege het mededelingsvereiste in ieder geval bekend moet zijn, wil de levering bij voorbaat kunnen worden voltooid2 – zal het in veel gevallen niet mogelijk zijn om aan de hand van de akte – of buiten de akte gelegen gegevens, zoals administraties en boekhoudingen – enige andere kenmerken van de vorderingen vast te stellen. Er is mogelijk immers nog niets bekend over de precieze inhoud van de rechtsverhoudingen waaruit de vorderingen zullen gaan voortvloeien.3 Daarnaast zal de identiteit van de toekomstige schuldenaren meestal nog niet bekend zijn. Weliswaar kan er in dit geval nog geen cessie bij voorbaat plaatsvinden,4 maar dat neemt niet weg dat de hier aan de orde gestelde vraag ook voor dit geval van belang is. Bedacht moet worden dat de hier besproken problematiek mede ziet op de vraag of reeds nu een cessie-akte kan worden opgesteld, terwijl de mededeling van cessie eerst zal worden gedaan zodra de identiteit van de schuldenaren bekend is. Indien geen mededeling kan worden gedaan op basis van de stamakte – omdat de vorderingen door deze akte nog niet inhoudelijk kunnen worden bepaald – dienen er periodiek nieuwe cessie-akten te worden opgemaakt.
Verder kan worden gedacht aan de cessie of verpanding van vorderingen die in de toekomst door de cedent/pandgever van een derde worden verkregen en waarbij in de cessie- of pandakte nog niet precies kan worden aangegeven om welke vorderingen het inhoudelijk gaat. Denk in de context van securitisation bijvoorbeeld aan een ‘multi-seller’ programma5 waarbij het SPV niet alleen de al aangekochte vorderingen, maar ook de in de toekomst nog te kopen vorderingen reeds nu voor alsdan wenst te verpanden aan de bij het programma betrokken security trustee.6 Is een omschrijving in de pandakte die inhoudt dat in de verpanding zijn begrepen “alle vorderingen die zijn en nog worden verkregen van aan het programma deelnemende originators” voldoende om het object van de verpanding te bepalen? Of is dat niet het geval, omdat wat betreft de nog te verkrijgen vorderingen een inhoudelijke bepaling nog niet mogelijk is. In het laatste geval dienen er periodiek nieuwe pandakten te worden opgesteld.
Ook voor zover de akte betrekking heeft op reeds bestaande vorderingen of toekomstige vorderingen uit reeds bestaande rechtsverhoudingen, kan onder omstandigheden de vraag rijzen of een inhoudelijke bepaling van de vorderingen wel mogelijk is. Denk bijvoorbeeld aan het geval dat een administratie of boekhouding ontbreekt of dat de betreffende vorderingen of rechtsverhoudingen daarin nog niet zijn verwerkt. In dat geval kan zich, afhankelijk van de omstandigheden, de situatie voordoen dat de vorderingen ten tijde van het opmaken van de akte (nog) niet aan de hand daarvan inhoudelijk kunnen worden bepaald, omdat de daarvoor geschikte, buiten de akte gelegen gegevens vooralsnog ontbreken.7
Of de vorderingen voldoende door de akte worden bepaald, is in de hier genoemde gevallen, behalve van de vraag of een “inhoudelijke” bepaling vereist is, en zo ja welke eisen daaraan gesteld moeten worden, ook afhankelijk van de vraag op welk moment aan het bepaaldheidsvereiste moet zijn voldaan. Deze vraag komt in de volgende paragraaf aan de orde (§ 6). Daarna wordt nader ingegaan op de vraag in hoeverre het bepaaldheidsvereiste een generieke omschrijving van de vorderingen in de akte toelaat (§ 8). Dan wordt tevens teruggekomen op de vraag in hoeverre een globale cessie of verpanding van absoluut toekomstige vorderingen mogelijk is en of het bepaaldheidsvereiste verlangt dat de vordering “naar haar inhoud” door de akte wordt bepaald.8
Wellicht ten overvloede merk ik op dat de (mogelijke) eis dat de vorderingen inhoudelijk door de akte moeten worden bepaald in de regel – behoudens de hiervoor geschetste casus – geen belemmering zal vormen voor de globale cessie of verpanding van bestaande en relatief toekomstige vorderingen, i.e. vorderingen uit reeds bestaande rechtsverhoudingen. Doordat de rechtsverhouding bekend is en meestal ook de identiteit van de schuldenaar, zijn de vorderingen voldoende inhoudelijk bepaalbaar. Aan de hand van de administratie van de cedent/pandgever zal meestal precies kunnen worden vastgesteld uit welke rechtsverhoudingen de vorderingen voortvloeien en om wat voor vorderingen het inhoudelijk gaat.9
Aangezien een cessie van alle bestaande en toekomstige vorderingen “uit welken hoofde ook” mede de bestaande en de relatief toekomstige vorderingen omvat, moet worden aangenomen dat deze categorieën van vorderingen aan de hand van de omschrijving “uit welken hoofde ook” en de administratie van de cedent voldoende bepaalbaar zijn. Een cessie of verpanding van alle vorderingen “uit welken hoofde ook” is dan ook niet volledig ongeldig; zij is mogelijk slechts ongeldig voor zover het de toekomstige vorderingen betreft uit ten tijde van de cessie nog niet bestaande rechtsverhoudingen.