Cessie
Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VIII.1:VIII.1 Inleiding
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VIII.1
VIII.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS357613:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
781. Inleiding en plan van behandeling. Voor een geldige cessie of verpanding van een vordering op naam is vereist dat de vordering in voldoende mate door de cessie-of pandakte wordt bepaald. Daarvoor is nodig dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.
In dit hoofdstuk zal uitvoerig worden ingegaan op het bepaaldheidsvereiste bij de cessie en de verpanding van vorderingen op naam en op enige aanverwante vraagstukken. Allereerst zal kort enige aandacht worden geschonken aan de betekenis en functie van het bepaaldheidsvereiste bij cessie en verpanding (§ 2). Daarna zal de belangrijkste jurisprudentie van de Hoge Raad worden besproken (§ 3) en komt de verhouding tussen het bepaaldheidsvereiste en het registratie- en grondslagvereiste aan bod (§ 4).
Vervolgens wordt in § 5 ingegaan op de ontwikkeling die het bepaaldheidsvereiste heeft doorgemaakt van het oude naar het thans geldende recht. In § 6 en § 7 komt aan de orde op welk moment aan het bepaaldheids- resp. het grondslagvereiste moet zijn voldaan. In § 8 worden de mogelijke beperkingen van het bepaaldheidsvereiste besproken met betrekking tot een generieke cessie of verpanding.
In § 9 wordt ingegaan op de maatstaf die moet worden aangelegd voor de uitleg van cessie- en pandakten. En in § 10 wordt de kritiek die in de literatuur is geuit op de jurisprudentie van de Hoge Raad besproken.
Tot slot wordt in § 11 aandacht geschonken aan het recht van de cessionaris/pandhouder op informatie aangaande de gecedeerde of verpande vorderingen en op de vraag of dit recht ook kan worden uitgeoefend jegens de faillissementscurator van de cedent/pandgever. Tevens wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de verschaffing van persoonsgegevens in strijd kan zijn met de Wet bescherming persoonsgegevens.