Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/481
Insolventieverordening I. Exclusieve bevoegdheid van rechter van lidstaat waar insolventieprocedure is geopend inzake vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventieprocedure of daar nauw op aansluiten. Strekking art. 25 lid 1.
HvJ EU 04-12-2019, ECLI:EU:C:2019:1046 (Tiger e.a.)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
4 december 2019
- Magistraten
S. Rodin, D. Šváby, K. Jürimäe
- Zaaknummer
C-493/18
- Roepnaam
Tiger e.a.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2019:1046, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 04‑12‑2019
- Wetingang
Essentie
UB tegen VA e.a.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) bij beslissing van 24 mei 2018.
Insolventieverordening I. Exclusieve bevoegdheid van rechter van lidstaat waar insolventieprocedure is geopend inzake vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventieprocedure of daar nauw op aansluiten. Strekking art. 25 lid 1.
1) Art. 3, lid 1, Insolventieverordening I moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de curator die is benoemd door een rechterlijke instantie van de lidstaat waar de insolventieprocedure is geopend, een vordering heeft ingesteld om de verkoop ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.