Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/4.9.3.3
4.9.3.3 Renteloosheid en onzakelijke rente
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS587472:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
MvT, TK, 2001-2002, 28 034, blz. 27.
Nota navv, TK, 2002-2003, 28 487, blz. 25. In internationale procedures – zo geeft de wetgever aan – kan wellicht een oplossing worden gevonden in een onderlinge overlegprocedure, vergelijk MvT, TK, 2001-2002, 28 487, blz. 39. Aldaar merkt de wetgever het volgende op: ‘Indien in geval van een onzakelijke vergoeding bij een Nederlandse schuldenaar op grond van artikel 10, vierde lid, geen aftrek wordt toegestaan, terwijl in het land van de schuldeiser op basis van de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel wel een vergoeding in de heffing wordt betrokken, kan deze dubbele heffing aanleiding geven tot overleg tussen de verdragspartijen. Mocht in dat overleg overeenstemming worden bereikt dat de lening op grond van het arm’s-lengthbeginsel bij de schuldenaar dient te worden behandeld als vreemd vermogen, dan zal Nederland in het kader van de verdragstoepassing alsnog aftrek van de vergoeding toestaan’. Dat een belastingplichtige is aangewezen op een onderlinge overleg procedure is verre van ideaal. In de regel kost zo’n overlegprocedure de nodige tijd en bovendien is de uitkomst van een dergelijke procedure onzeker en niet toetsbaar door de rechter. Daarnaast is het denkbaar dat – hoewel Nederland een uitgebreid verdragennetwerk heeft – een hybride lening is verkregen van een crediteur die in een niet-verdragsland is gevestigd. Dubbele heffing kan dan mijns inziens niet worden voorkomen. Het BvdB biedt daarvoor namelijk onvoldoende mogelijkheden. Belastingplichtigen staat mijns inziens dan nog slechts een beroep op de hardheidsclausule open.
Nota navv, TK, 2002-2003, 28 487, blz. 26.
Op grond van art. 10, lid 4 kunnen ook renteloze leningen en leningen met een onzakelijke vergoeding onder het bereik van art. 10, lid 1, onderdeel d vallen. Door voornoemde fictiebepaling wordt het bereik van deze renteaftrekbeperking aanzienlijk uitgebreid. Financieringen waarbij winstafhankelijkheid in het geheel niet aan de orde is, worden (zonder tegenbewijsmogelijkheid) onder het bereik gebracht van deze antimisbruikwetgeving. De motivering van de wetgever voor de invoering van art. 10, lid 4 is dat het voor een inspecteur doorgaans niet eenvoudig is om in de situatie waarin er in het geheel geen rente of een onzakelijke rente is overeengekomen, te bepalen of er in zakelijke verhoudingen een vaste of een variabele rente zou zijn afgesproken.1 Hoewel er al vraagtekens kunnen worden gezet bij deze motivering, verdient deze bepaling ten minste een tegenbewijsregeling. Het ligt namelijk voor de hand, dat er in veel gevallen een niet-winstafhankelijke vergoeding zou zijn overeengekomen. Een tegenbewijsregeling ontbreekt echter.
Wel heeft de wetgever aangegeven, dat naar een oplossing zal worden gezocht voor nationale situaties van dubbele heffing met toepassing van de hardheidsclausule.2 De opmerking van de staatssecretaris dat voor situaties waarin een renteloze lening verstrekt door een Nederlandse moeder aan een Nederlandse dochter met toepassing van de hardheidsclausule aan de zijde van de moedermaatschappij zal worden gestreefd naar een evenwichtige oplossing, lijkt er op te wijzen dat die oplossing moet worden gezocht in de deelnemingsvrijstelling.3 Voor situaties waarin een binnenlandse dochter een renteloze lening zonder vaste looptijd verstrekt aan een binnenlandse zuster is er geen oplossing voorhanden, ook al kan de crediteur aannemelijk maken dat er een vaste rente in rekening zou zijn gebracht indien zakelijk zou zijn gehandeld. De enige manier om deze nadelige uitkomst te voorkomen, is om in dergelijke situaties een vaste at arm’s lengthvergoeding overeen te komen.