Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/4.9.3.4
4.9.3.4 Tussentijdse wijzigingen leningvoorwaarden
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS589845:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Een dergelijke benadering brengt in beginsel wel praktische problemen met zich. Zo bestaat de mogelijkheid dat in geval van een verkorting van de looptijd ten aanzien een deel van de voorgaande jaren reeds een definitieve aanslag is opgelegd. Een praktische oplossing is dan om het gehele – naar achteraf blijkt ten onrechte – niet aftrek gebrachte bedrag in het jaar van de aanpassing van de leningsvoorwaarden ten laste van de winst te brengen om dit vervolgens – eventueel door middel van carry back en carry forward – te verrekenen. Het succes van deze benadering hangt evenwel mede af van de regels ten aanzien van verliesverrekening. Verder zal een probleem kunnen ontstaan voor in het verleden – naar achteraf blijkt ten onrechte – toegestane deelnemingsvrijstelling. Om deze alsnog te kunnen terugnemen lijkt een wetswijziging onontbeerlijk.
Terecht is in de hybride leningwetgeving opgenomen dat ook wijzigingen gedurende de looptijd van de lening de toepasselijkheid van art. 10, lid 1, onderdeel d met zich kunnen brengen. Zonder dergelijke flankerende maatregelen zou het relatief eenvoudig worden art. 10, lid 1, onderdeel d te omzeilen. De door de wetgever gekozen methode werkt echter niet consequent uit. Zo leidt bijvoorbeeld het verlengen van een lening (met een winstafhankelijke vergoeding) tot een looptijd van meer dan tien jaar met terugwerkende kracht tot beperking van renteaftrek. Daarentegen leidt het verkorten van een dergelijke lening van een looptijd van meer dan tien jaar tot een looptijd van minder dan tien jaar, niet tot het met terugwerkende kracht niet van toepassing zijn van art. 10, lid 1, onderdeel d. Voorts lijkt het achterstellen van een lening of het wegnemen van een achterstelling geen consequenties te hebben voor de toepassing van art. 10, lid 1, onderdeel d. Een meer evenwichtige benadering lijkt mij op zijn plaats. Hierbij valt ten eerste te denken aan het toevoegen van het wijzigen van de achterstelling van een lening in art. 10, lid 3 in de zin dat het later opnemen of juist het schrappen van een achterstellingsclausule in de leningsvoorwaarden gevolgen heeft voor de toepasselijkheid van art. 10, lid 1, onderdeel d. Verder zou het de voorkeur verdienen om bij het wijzigen van de looptijd van een lening op gelijke wijze om te gaan met een verlenging als met een verkorting. Ik acht het op zich acceptabel dat er ten aanzien van verlenging van de looptijd een correctie met terugwerkende kracht plaatsvindt, maar dan lijkt het mij redelijk om bij een verkorting van de looptijd ook met terugwerkende kracht te corrigeren.1