Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.3.5.4
4.3.5.4 Stap 3: beslissing
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210002:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107, r.o. 4.2.9. Zie over deze verplichting ook paragraaf 4.3.4.
Ibid.
Zie bijvoorbeeld Hof ’s-Hertogenbosch 14 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:995, r.o. 6.5.2.4 en Rb. Den Haag 10 augustus 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3314, r.o. 4.15.
Rb. Noord-Nederland 9 januari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:78, r.o. 5.5, Rb. Rotterdam 27 november 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:9189, r.o. 4.8 en Hof Leeuwarden 7 februari 2012, ECLI:NL:GHLEE:BV3437, r.o. 8.
Zie Rb. Noord-Nederland 9 januari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:78, r.o. 5.6 waarin dat gemakkelijk lijkt te worden aangenomen.
Volgens de Hoge Raad is de kredietgever verplicht de kredietwaardige consumenten te informeren over de uitkomsten van het onderzoek.1 De consument is daardoor beter in staat een inschatting te maken van de mate waarin hij kan voldoen aan de terugbetaalplichten. Er is echter onduidelijkheid over de vereiste omgang met een niet-kredietwaardige consument. De Hoge Raad aanvaardt het bestaan van een informatie- en waarschuwingsplicht, maar heeft geen definitieve richting gekozen ten aanzien van het bestaan van een weigeringsplicht, en wijst in dit verband op de destijds geldende inzichten van verantwoorde kredietverlening.2 Uit de rechtspraak blijkt dat feitenrechters komen tot verschillende beslissingen. Enerzijds zijn er rechters die, al dan niet verwijzend naar het publiekrecht, een weigeringsplicht aannemen of daarnaar hinten.3 Anderzijds hebben meerdere rechters een waarschuwingsplicht aangenomen.4 Deze verschillen lijken erop te wijzen dat feitenrechters anders denken over de mate waarin een inbreuk op het beginsel van de contractsvrijheid in dit verband gerechtvaardigd is.
Overigens moet worden bedacht dat het verschil tussen een waarschuwings- of weigeringsplicht vooral relevant is voor de schadeafwikkeling. Bij een waarschuwingsplicht is de kredietgever pas schadeplichtig als aannemelijk is dat de consument naar die waarschuwing zou hebben gehandeld en het betreffende krediet dus niet zou hebben genomen.5 Bij een weigeringsplicht speelt die vraag over het causaal verband niet. Voorts zou de verdeling van de schade over partijen op basis van een ‘eigen schuld’ kunnen verschillen al naar gelang er een waarschuwings- of een weigeringsplicht is aangenomen.