type: 2544coll: 2517 / 2294
Rb. Rotterdam, 27-11-2013, nr. C-10-427303 - HA ZA 13-666 13-11-27
ECLI:NL:RBROT:2013:9189
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
27-11-2013
- Zaaknummer
C-10-427303 - HA ZA 13-666 13-11-27
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2013:9189, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 27‑11‑2013; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
- Vindplaatsen
NTHR 2014, afl. 1, p. 32
Uitspraak 27‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Eiser heeft in 2006 een doorlopend krediet aan gedaagde verstrekt. Van colportage is geen sprake. Gedaagde heeft niet aan maandelijkse betalingsverplichtingen jegens eiser voldaan, ten gevolge waarvan het krediet thans opeisbaar is. Gedaagde is in beginsel gehouden het uitstaande krediet en de verschuldigde rente te voldoen. Van deze betalingsverplichting kan slechts worden afgeweken indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, hetgeen door gedaagde is bepleit. Eiser wordt verzocht zich bij akte uit te laten over de maximale leencapaciteit van gedaagde in 2006, opdat beoordeeld kan worden of eiser aan haar zorgplicht heeft voldaan.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/427303 / HA ZA 13-666
Vonnis van 27 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARENDA I B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Reeuwijk,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Noordijk,
tegen
[Gedaagde] ,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Dolphijn.
Partijen zullen hierna Arenda en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 14 augustus 2013 en de daarin genoemde stukken;
- -
de brief met bijlage van 8 oktober 2013 van mr. J.C. Noordijk;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 14 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Arenda en [gedaagde] hebben op 8 augustus 2006 een overeenkomst gesloten op grond waarvan Arenda aan [gedaagde] een doorlopend krediet heeft verstrekt met een limiet van€ 57.917,00 tegen een variabele rentevergoeding (hierna: de kredietovereenkomst). Op grond van de kredietovereenkomst is [gedaagde] gehouden de bedragen die zijn opgenomen onder het krediet en de verschuldigde rente in maandelijkse termijnen van € 579,17 terug te betalen.
2.2.
[gedaagde] heeft diverse malen niet aan haar maandelijkse betalingsverplichtingen jegens Arenda voldaan.
3. Het geschil
3.1.
Arenda vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 63.962,81 te vermeerderen met rente en kosten. Zij stelt hiertoe dat [gedaagde] niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst heeft voldaan. [gedaagde] was tenminste twee maanden achterstallig in de betaling van vervallen termijnbedragen en bleef ook na ingebrekestelling nalatig. Op grond van de overeenkomst tussen partijen en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden (artikel 6) is het saldo van het krediet geheel opeisbaar geworden.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Primair stelt zij dat er geen terugbetalingsplicht aan Arenda (meer) bestaat. Zij stelt hiertoe dat de kredietovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen door middel van verboden kredietcolportage ex artikel 6 van de Colportagewet (hierna: CW). Nu er sprake is van verboden kredietcolportage, beroept [gedaagde] zich op de ontbinding, de vernietiging respectievelijk de nietigheid van de kredietovereenkomst. Subsidiair stelt [gedaagde] dat er geen grondslag is voor tussentijdse beëindiging van de kredietovereenkomst, althans voor opeising van het krediet. Zij stelt hiertoe dat nakoming ingevolge artikel 25 CW pas kan worden gevorderd op de negende dag nadat de kredietovereenkomst is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, hetgeen Arenda heeft nagelaten. Voorts stelt [gedaagde] dat de algemene voorwaarden van Arenda haar nooit ter hand zijn gesteld. Zij roept daarom de vernietiging in van de algemene voorwaarden, zodat Arenda geen beroep op artikel 6 van deze voorwaarden toekomt.
Ten slotte stelt [gedaagde] dat Arenda handelt in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid en dat er op grond van de omstandigheden van het geval matiging (ex artikel 6:109 BW) moet plaatsvinden.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is ten eerste in geschil of de kredietovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen door middel van colportage.
4.2.
Op grond van artikel 6 CW is het verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf door persoonlijk bezoek dan wel door of in samenhang met de aanprijzing van een geldkrediet of van een goed of een dienst in een groep van ter plaatse van de aanprijzing aanwezige personen te trachten een ander te bewegen tot het als kredietnemer deelnemen aan een geldkrediet, dan wel een ander die handelingen te doen verrichten. Geldkredieten mogen in beginsel dus niet door middel van colportage worden aangeboden. Een uitzondering op het verbod tot colportage geldt als het een persoonlijk bezoek betreft dat in overwegende mate voortvloeit uit een initiatief van degene die wordt bezocht (ex artikel 1 lid 3 CW).
4.3.
[gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat zij op 2 augustus 2006 op de website van Geldshop.nl een formulier heeft ingevuld en daarop heeft aangegeven dat zij haar leningen bij Comfort Card en ING van (in totaal) ruim € 27.000,00 wilde laten overnemen door Geldshop.nl. Zij is vervolgens gebeld door een medewerker van Geldshop.nl. Nadat er een aantal maal telefonisch en schriftelijk (per e-mail) contact is geweest, heeft [gedaagde] vernomen dat zij in aanmerking kwam voor het door haar aangevraagde doorlopend krediet. Telefonisch is voorts met [gedaagde] besproken dat zij meer kon lenen dan de € 27.000,00 die zij nodig had om haar twee bestaande leningen af te lossen. [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat zij dit destijds een goed idee vond, omdat zij het geld goed kon gebruiken. Toen alles rond was, is er iemand van Geldshop.nl bij [gedaagde] langs geweest om de kredietovereenkomst te laten ondertekenen, aldus [gedaagde].
4.4.
Arenda betwist bij gebrek aan wetenschap dat er een medewerker van Geldshop.nl bij [gedaagde] thuis is langs geweest. Echter zelfs als van de juistheid van de verklaring van [gedaagde] wordt uitgegaan, kan dit niet tot het oordeel leiden dat sprake is geweest van colportage. Blijkens de verklaring van [gedaagde] heeft zij zelf een aanvraag gedaan bij Geldshop.nl voor het oversluiten van haar leningen en bestond er tussen partijen al overeenstemming over het doorlopend krediet (“alles was rond”) op het moment dat er een medewerker van Geldshop.nl bij haar thuis kwam. Het doel van dit persoonlijk bezoek was enkel het plaatsen van een handtekening en niet het bewegen van [gedaagde] tot het aangaan van de kredietovereenkomst. [gedaagde] had immers al vóór het bezoek van de medewerker van Geldshop.nl besloten een doorlopend krediet af te sluiten. Voorts had zij vóór het bezoek al te kennen gegeven dat zij van het aanbod gebruik wilde maken om meer te lenen dan de (ruim) € 27.000,00 die zij in eerste instantie had willen lenen. Gelet op al deze omstandigheden, is geen sprake van colportage in de zin van artikel 6 CW.
4.5.
Gelet op het voorgaande worden de stelling van [gedaagde] dat sprake is van colportage en alle daarmee samenhangende verweren (waaronder het beroep op ontbinding, vernietiging en nietigheid van de kredietovereenkomst en de andere aan de CW ontleende verweren) verworpen. De kredietovereenkomst tussen partijen blijft derhalve in stand.
4.6.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of het krediet thans opeisbaar is. In het midden kan daarbij blijven of de algemene voorwaarden van Arenda van toepassing zijn. Vast staat immers dat [gedaagde] de maandelijks verschuldigde termijnen niet, althans niet tijdig, aan Arenda heeft voldaan. Hiermee is zij tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Arenda en is zij in verzuim, zodat Arenda - zoals Arenda ook ter comparitie heeft aangevoerd - de kredietovereenkomst op grond van artikel 6:265 BW kan ontbinden. Ingevolge artikel 6:271 BW is [gedaagde] alsdan verplicht het opgenomen krediet en de verschuldigde rente terug te betalen. Deze verplichting tot terugbetaling geldt dus ongeacht of de algemene voorwaarden van Arenda van toepassing zijn.
4.7.
[gedaagde] is derhalve – zoals overeengekomen met Arenda – gehouden het gehele uitstaande krediet alsmede de verschuldigde rente daarover aan Arenda te voldoen. Van deze betalingsverplichting kan slechts worden afgeweken indien dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, hetgeen door [gedaagde] is bepleit. In dat verband is relevant of Arenda heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar als kredietgever rusten.
4.8.
Vooropgesteld wordt dat Arenda als kredietgever de verplichting had om [gedaagde] als kredietnemer te informeren over de gevolgen van het aangaan van de kredietovereenkomst en over de daaruit voor [gedaagde] voortvloeiende risico’s. Deze zorgplicht strekt ertoe particulieren te beschermen tegen eigen lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht. De omvang van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de deskundigheid en ervaring van de kredietnemer en de ingewikkeldheid en risico’s van het kredietproduct.
Niet weersproken is de stelling van Arenda dat zij vooraf een BKR-toets heeft verricht. Arenda had als kredietgever ook de verplichting om na te gaan of [gedaagde] voldoende kredietwaardig is. Wanneer dit niet het geval is, dient de kredietverlener zijn wederpartij daarvan in kennis te stellen en te adviseren de overeenkomst niet aan te gaan.
Wanneer een kredietgever in zijn zorgplicht is tekortgeschoten, kan dat er onder meer toe leiden dat artikel 6:248 lid 2 BW aan toewijzing van de vordering tot (volledige) terugbetaling van het opgenomen krediet in de weg staat.
4.9.
Arenda stelt dat zij aan haar zorgplicht jegens [gedaagde] heeft voldaan. Voorts stelt zij dat aan [gedaagde] geen verweer wegens schending van de zorgplicht toekomt, gelet op het bepaalde in artikel 6:89 BW. [gedaagde] heeft te lang gewacht alvorens zij heeft geklaagd, aldus Arenda.
4.10.
Er is geen sprake van schending van de zorgplicht door onvoldoende informatie over de kredietovereenkomst te verstrekken. Zoals door Arenda bij dagvaarding is gesteld, gaat het om een reguliere kredietovereenkomst met een vooraf bepaalde kredietsom en met een duidelijke, in beginsel vaste maandelijkse betalingsverplichting, die - gezien de variabele rentevergoeding - alleen kan wisselen binnen de marge van de maximum kredietvergoeding. Gezien de eenvoudige aard van de kredietovereenkomst moet [gedaagde] worden geacht te hebben begrepen welke betalingsverplichting zij aanging en was een nadere uiteenzetting door Arenda (althans door haar hulppersoon Geldshop.nl) met betrekking tot de aard en risico’s van het doorlopend krediet niet vereist.
4.11.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Arenda gesteld dat zij de kredietwaardigheid van [gedaagde] heeft gecontroleerd voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst. Zij heeft dit nog niet met stukken onderbouwd, zodat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd acht om op dit punt een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank wenst daarom nader geïnformeerd te worden over de maximale leencapaciteit van [gedaagde] in 2006, hetgeen ter comparitie door Arenda is aangeboden.heeft ter zitting verklaard dat zij Geldshop.nl in eerste instantie heeft verzocht om een krediet van (ruim) € 27.000,00, waarmee zij twee lopende leningen kon aflossen. Aan [gedaagde] is uiteindelijk een krediet verstrekt van € 57.917,00; ruim twee keer zo hoog als het bedrag dat zij in eerste instantie wenste te lenen. Het feit dat dit geen rond bedrag is, doet vermoeden dat dit het maximale bedrag betrof dat aan [gedaagde] geleend mocht worden. Dit bedrag komt de rechtbank bovendien hoog voor gelet op de verklaring van [gedaagde] dat zij werkzaam is als lasser en gelet op het inkomen dat in die functie redelijkerwijs wordt verdiend.Arenda wordt verzocht zich bij akte uit te laten over de maximale leencapaciteit van [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst alsmede de wijze waarop Arenda dit destijds heeft gecontroleerd, opdat beoordeeld kan worden of Arenda in deze aan haar zorgplicht jegens [gedaagde] heeft voldaan. [gedaagde] zal hier vervolgens op mogen reageren.
4.12.
Ten aanzien van het beroep op artikel 6:89 BW wordt als volgt overwogen. Vooropgesteld wordt dat Arenda heeft te gelden als professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener, terwijl bij [gedaagde] een zodanige professionaliteit en deskundigheid ontbreken. Dit brengt mee dat [gedaagde] niet zonder meer op de hoogte hoefde te zijn van het bestaan van de zorgplicht van Arenda terwijl zij, indien zij daarvan wel op de hoogte is, er in beginsel van uit mag gaan dat Arenda die zorgplicht jegens haar naleeft. Op [gedaagde] rust op grond van artikel 6:89 BW pas een onderzoeksplicht met betrekking tot de vraag of Arenda de zorgplicht jegens haar heeft nageleefd, indien zij van die zorgplicht op de hoogte is en gerede aanleiding heeft te veronderstellen dat Arenda daarin kan zijn tekortgeschoten. Indien [gedaagde] bekend is geworden met de zorgplicht van Arenda en het tekortschieten daarin, of daarmee redelijkerwijs bekend had moeten zijn, dient zij op grond van artikel 6:89 BW binnen bekwame tijd te protesteren. Daarbij moet haar een redelijke termijn voor beraad worden gegund. Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd, dient acht geslagen te worden op alle omstandigheden van het geval. Voorts is van belang of Arenda nadeel lijdt door het late tijdstip waarop is geklaagd. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan, en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend (vgl. HR 8 februari 2013, LJN BY4600).
[gedaagde] stelt dat het haar pas in november 2012 kenbaar is geworden dat zij minder afloste op het krediet dan zij veronderstelde. [gedaagde] stelt voorts dat zij op dat moment (minimaal) € 41.120,36 aan termijnen had betaald, hetgeen door Arenda niet is betwist. De hoogte van dit bedrag en het ontbreken van enige deskundigheid aan de zijde van [gedaagde] rechtvaardigen dat [gedaagde] niet eerder heeft getwijfeld aan de dienstverlening van Arenda. [gedaagde] heeft direct aan de bel getrokken bij Arenda toen haar in november 2012 bleek dat zij, ondanks het hoge totaalbedrag aan termijnbetalingen, nog nauwelijks had afgelost op het krediet. Het enkele feit dat er op dat moment zes jaar waren verstreken sinds het aangaan van de kredietovereenkomst, kan het beroep op artikel 6:89 BW niet dragen. Gesteld noch gebleken is dat Arenda enig nadeel heeft geleden door de termijn waarop door [gedaagde] is geklaagd. Integendeel, Arenda heeft ter comparitie aangeboden desgewenst een leenberekening in het geding te zullen brengen.Gelet op al het voorgaande, wordt het beroep op artikel 6:89 BW verworpen.
4.13.
In afwachting van de uitlating door partijen over het hetgeen is overwogen inr.o. 4.11 wordt iedere beslissing aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 8 januari 2014 voor het nemen van een akte door Arenda uitsluitend ter zake hetgeen is vermeld onder r.o. 4.11,
5.2.
[gedaagde] zal vervolgens een antwoordakte mogen nemen uitsluitend ter zake hetgeen is overwogen in r.o. 4.11,
5.3.
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2013.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑11‑2013