RvdW 2023/1167:Art. 416 lid 2 Sv na veroordeling t.z.v. belaging van ex-partner met wie verdachte 17 jaar een relatie had, art. 285b lid 1 Sr. Beroep op verjaring in cassatiefase i.g.v. toepassing van art. 416 lid 2 Sv. Nu schriftuur geen klachten bevat over niet-ontvankelijkverklaring door hof van het door verdachte ingestelde hoger beroep en HR ook geen grond aanwezig oordeelt waarop dat oordeel ambtshalve zou moeten worden vernietigd, moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat hof de verdachte terecht n-o in h.b. heeft verklaard. Dit betekent dat vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden. Klacht dat na wijzen van ’s hofs arrest het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen, kan daarom niet leiden tot vernietiging van ’s hofs uitspraak (vgl. t.a.v. overschrijding van redelijke termijn ECLI:NL:HR:2022:64 (NJ 2022/107, m.nt. N. Jörg)). Volgt verwerping.