Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/6.4.4.3.3
6.4.4.3.3 Overig
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380391:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Ktr. Leiden 22 december 1948, NJ 1950, 281; Pres. Rb. 's-Hertogenbosch 22 december 1998, KG 1999, 28; Hof Amsterdam 19 januari 1990, KG 1990,74; Pres. Rb. 's-Gravenhage 27 februari 1980, Prg. 1980, nr. 1529, m.nt. R.M. Blaauw; Pres. Rb. Amsterdam 19 september 1985, KG 1985, 333. In Ktr. Leiden 22 december 1948, NJ 1950, 281, werd aangenomen dat de uitzondering niet ziet op de betaling van een bedrag in vreemd geld, zie ook Van Rossem/Cleveringa 1972, p. 1275.
Hugenholtz/Heemskerk 2006, p. 273; Van Mierlo (Burgerlijke Rechtsvordering) art. 611a Rv, aant. 2; Jongbloed 1992b, p. 438; HR 25 april 1947, NJ 1947, 270.
Zie ook in deze zin: Hof 's-Hertogenbosch 18 november 1969, NJ 1970, 206; Pres. Rb. 's-Gravenhage 27 februari 1980, Prg. 1980, nr. 1529, p. 500; Pres. Rb. Zwolle, 13 februari 1981, KG 1981, 2; HR 3 januari 1964, NJ 1964, 445(Lexington), m.nt. GJ. Scholten. Een veroordeling tot het meewerken aan het transport van een huis, onder gelijktijdige veroordeling tot betaling van de koopprijs werd door de rechtbank Utrecht wel onder bepaling van een dwangsom toegewezen, zie Pres. Rb. Utrecht 1 september 1971, NJ 1972,17; zie ook Pres. Rb. Amsterdam 18 september 1980, Bouwrecht 1980, p. 55. Ook Van Mierlo oordeelt in dit geval oplegging van een dwangsom mogelijk, zie Van Mierlo 2004, p. 372.
Naast de gevallen die hiervoor aan de orde kwamen zijn in de jurisprudentie nog diverse uitspraken te vinden waarin een dwangsom aan de veroordeling tot betaling van een som geld werd verbonden.1 Van deze uitspraken verdient nog vermelding de gemengde veroordeling, welke gedeeltelijk strekt tot betaling van een geldsom en gedeeltelijk tot een andere prestatie. Volgens de heersende leer is het verbinden van een dwangsomveroordeling aan een dergelijke hoofdveroordeling toelaatbaar, als de dwangsomveroordeling uitsluitend op het andere gedeelte ziet.2 De mogelijkheid om een dwangsomveroordeling uit te spreken kan echter worden doorkruist door de omstandigheid dat in de verplichting tot naleving van de 'andere veroordeling' de verplichting tot betaling van een som geld begrepen moet worden geacht. De verplichtingen kunnen in dat geval niet van elkaar gescheiden worden. Een voorbeeld van een verplichting die naar mijn mening op deze wijze onsplitsbaar is, is de verplichting van een koper van een onroerende zaak tot het verlenen van medewerking aan het passeren van de akte van levering tegen betaling van een bepaalde koopprijs. Het Hof Arnhem oordeelde in zijn arrest van 17 februari 2004 mijns inziens terecht dat een daartoe strekkende veroordeling niet met een dwangsom kon worden versterkt.3
Voor het overige lijken de gevallen waarin in de lagere jurisprudentie een dwangsomveroordeling werd uitgesproken in weerwil van het verbod van art. 611a Rv min of meer op zichzelf te staan; de betrokken veroordelingen bevatten over het algemeen ook geen motivering waaruit kan worden opgemaakt waarom van het uitdrukkelijke verbod ex art. 611a Rv wordt afgeweken. Om die reden zullen deze uitspraken niet tegen toetsing door Hoge Raad of Benelux-Gerechtshof bestand zijn en behoeven zij evenmin afzonderlijke bespreking op deze plaats.