Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.2.7
24.2.7 Beleggings-CV’s: scheepvaart-CV, film-CV, vastgoed-CV
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS363258:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. A. Rozendal en L.P. van den Kommer, Toe- en uittreding van participanten in vastgoedfondsen, Vastgoed Fiscaal & Civiel, 2007/12, blz. 6.
Thans geldt nog wel een fiscale faciliteit voor schepen die onder de zogenoemde “tonnageregeling” vallen. De tonnageregeling brengt met zich mee, dat het rendement op forfaitaire wijze wordt vastgesteld aan de hand van de nettotonnage van de schepen en niet op basis van het werkelijke rendement.
Volgens een voorzichtige schatting van de Autoriteit Financiële Markten (“AFM”), hadden in 2005 tussen de 30.000 en de 60.000 beleggers in publiek aangeboden vastgoed-CV’s belegd. De AFM signaleerde ook een verandering in het profiel van beleggers in vastgoed-CV’s. Volgens de AFM treden de laatste jaren ‘kleinere’ particuliere beleggers steeds vaker toe tot vastgoed-CV’s. Autoriteit Financiële Markten, Vastgoed-CV’s en maatschappen, een verkennende analyse, AFM, Amsterdam, 2005, blz. 4.
G. van Boom en S. van den Brink (red.), Beleggen in vastgoed, Verbum, Laren (NH), 2005, blz. 9 en 15.
Autoriteit Financiële Markten, Vastgoed-CV’s en maatschappen, een verkennende analyse, AFM, Amsterdam, 2005, blz. 14. Zie ook: Wj. Slagter e.a., Personenassociaties, Kluwer, Deventer (losbl.), onderdeel 1, hoofdstuk 1, paragraaf 1, nr. 2 (Motieven voor oprichting) en Pitlo / Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Kluwer, Deventer, 2006, blz. 68.
M.L.M. van Kempen, Personenvennootschappen met en zonder rechtspersoonlijkheid in de overdrachtsbelasting, WFR 2007/6729, blz. 828.
In het kader van een Wft-vergunning is het aanstellen van een rechtspersoonlijkheid bezittende bewaarder verplicht.
Anders: Pitlo / Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Kluwer, Deventer, 2006, blz. 85 (zie deel II, hoofdstuk 9, pargraaf 9.5).
Conclusie van A-G Groeneveld van 27 juni 2003, nr. 38 059, BNB 2005/73, punt 3.3.1.1. Zie ook: HR 8 maart 1989, nr. 25 377, NJ 1989/817.
HR 8 juli 1985, nr. 22 395, NJ 1986/358, BNB1985/239.
HR 15 oktober 2004, nr. 38 059, BNB 2005/73, r.o. 3.4 en 3.5.
Noot van Van Kesteren onder HR 15 oktober 2004, nr. 38 059, BNB 2005/73.
Kamerstukken II 2003/04, 28 746, nr. 5 (NaV), blz. 9.
In hoofdstuk 23 ben ik ingegaan op beleggingsfondsen. Daarbij heb ik in het midden gelaten of zij als vennootschappen, dan wel als overeenkomsten sui generis aan te merken zijn. De beleggings-CV’s zijn in dat hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Beleggings-CV’s zijn CV’s die als beleggingsvehikel worden ingezet. Het beleggen in een CV heeft als voordeel dat het een beperkt risico met zich meebrengt, omdat de commandieten niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de CV. Bovendien heeft de CV als belegging het voordeel, dat er geen sprake is van beurssentiment.
CV’s kunnen fiscaal transparant zijn voor de heffing van vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting (dit geldt voor alle CV's, met uitzondering van zogenoemde “open CV's”). Het vermogen en het resultaat van de CV worden dan rechtstreeks toegerekend aan de vennoten. Afhankelijk van hoe de activiteiten van het fonds moeten worden geclassificeerd, kan bij de particuliere belegger belastingheffing (inkomstenbelasting) dan plaatsvinden in box 1 (winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden) of in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen).1
De CV wordt wel aangewend om te investeren in schepen. Rederijen gebruiken de zogenoemde “scheepvaart-CV” als financieringsinstrument. Tot 2001 golden voor scheepvaart-CV’s ook fiscale faciliteiten (investeringsaftrek, stakingswinstvrijstelling).2 Tot halverwege 2007 werd de CV ook gebruikt om te investeren in films. Er gold een gunstig fiscaal regime ten aanzien van zogenoemde “film-CV’s”, omdat de overheid het investeren in films wenste te stimuleren. Het gunstige fiscale regime is in 2007 afgeschaft. Sindsdien neemt de populariteit van de film-CV af. De CV wordt echter steeds vaker ingezet als investeringsvehikel voor vastgoed, ten behoeve van particuliere investeerders.3 Beleggingen in vastgoed winnen aan populariteit, omdat zij ook in economisch zwaardere tijden voldoende rendement opleveren.4 Een vastgoed-CV stelt particulieren in staat tegen een relatief gering bedrag vastgoed aan te kopen.
Een vastgoed-CV is een beleggingsfonds met de rechtsvorm van een CV, waarbij een beheerder, namens een aantal beleggers, vastgoedobjecten (in het binnen- en/of het buitenland) verwerft of ontwikkelt, om deze te exploiteren. Veelal wordt op een vooraf vastgestelde datum het vastgoed vervolgens weer verkocht. De beleggers delen de kosten van de exploitatie en de opbrengsten uit exploitatie en verkoop.5 Een vastgoed-CV wordt in de regel opgericht door een investeringsmaatschappij. Een dergelijke investeringsmaatschappij wordt ook wel de “initiatiefnemer” genoemd. De investeringsmaatschappij stelt dan een beheerder van de CV (het vastgoedfonds) aan. De beheerder treedt op als beherend vennoot van de CV. Niet zelden is de beheerder een dochtervennootschap van de initiatiefnemer.
Veelal wordt een onafhankelijke rechtspersoon (vaak een stichting6) als bewaarder aangesteld.7 De bewaarder heeft een bijzondere positie. Omdat de CV geen rechtspersoonlijkheid heeft behoort het vermogen van de CV civielrechtelijk toe aan de vennoten en niet aan de CV zelf.8 Daarom houdt de bewaarder de juridische eigendom van het vastgoed ten titel van bewaring. Met de inwerkingtreding van titel 7.13 BW is het mogelijk dat een CV rechtspersoonlijkheid verkrijgt (bij oprichting, of op een later moment). Het vermogen van een CVR behoort aan de CVR toe. Een CVR heeft in dit opzicht geen bewaarder nodig (maar heeft die vaak wel nodig op grond van de Wft).
De initiatiefnemer organiseert de inschrijving op de CV of CVR. Hij geeft daartoe onder andere een prospectus uit. Een belegger kan dan door middel van inschrijving aangeven als commanditaire vennoot een belang te willen verwerven in de CV / CVR.
Indien er voldoende inschrijvingen zijn (voldoende kapitaal is aangetrokken), gaat de beheerder (en eventueel de bewaarder) over tot aankoop of tot de ontwikkeling van onroerend goed voor de CV / CVR. Omdat de commanditaire vennoten in een vastgoed-CV een betrekkelijk passieve rol aannemen en overigens zich ook niet met het beheer van een CV mogen bezighouden (op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid), houdt de beheerder zich bezig met het beheer en de vertegenwoordiging van de CV. De beheerder geeft de CV handen en voeten.
Opgemerkt zij dat slechts van een (beleggings-)CV gesproken kan worden, indien voldaan is aan de eisen van het begrip “vennootschap” van art. 7:800 lid 1 BW. Dat betekent onder meer dat partijen (de beleggers/vennoten) de wil tot samenwerking als vennoten dienen te hebben (affectio societatis). Dat betekent onder andere ook dat iedere vennoot in beginsel deel moet hebben in alle daden van beschikking. Volgens A-G Groeneveld kunnen aanwijzingen, dat van een affectio societatis aanwezig is, gelegen zijn in het feit dat alle vennoten recht van spreken hebben in het bestuur van de vennootschap, dat alle vennoten gezamenlijk beslissen over belangrijke zaken en dat alle vennoten in de winst en in het liquidatiesaldo van de vennootschap delen.9 Is aan de eis van samenwerking niet voldaan, dan is van een CV geen sprake. Bovendien is voor het bestaan van een vennootschap een “actieve samenwerking in het economisch verkeer” noodzakelijk.10 Dit gaat niet zover dat alle vennoten daadwerkelijk arbeid moeten inbrengen, maar het is wel noodzakelijk dat alle vennoten in enige mate betrokken zijn bij de interne besluitvorming.11 Er zijn geen aanwijzingen dat dit niet ten aanzien van beleggings-CV’s zou gelden. In de praktijk bemoeien de beleggers (de commanditaire vennoten) zich echter niet met de interne besluitvorming. Van Kesteren geeft aan dat tot op heden niemand is gestruikeld over de afwezigheid van het samenwerkingselement.12
Zoals ik heb aangegeven in paragraaf 24.2.3.1 is een CV een bijzondere OV. Dat brengt met zich mee dat een CV een beroep of bedrijf dient uit te oefenen, dan wel beroeps-of bedrijfshandelingen dient te verrichten. Gebeurt dat niet, dan is van een CV geen sprake (mogelijk is er dan een stille vennootschap). Op zichzelf kunnen houdster- en beleggingsactiviteiten, die mede zijn gericht op het besparen van kosten, onder het begrip bedrijf of onder het begrip bedrijfshandelingen vallen.13 Een als CV aangeduid samenwerkingsverband, dat passief onroerend goed verhuurt, verricht evenwel géén bedrijfshandelingen en kan derhalve geen CV zijn. Dat laat overigens onverlet dat een dergelijk, op een CV lijkend samenwerkingsverband, voor de heffing van btw wel degelijk een belastingplichtige is, aangezien reeds de exploitatie van een lichamelijke zaak om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen tot belastingplicht leidt (art. 9 lid 1 Btw-richtlijn, ex art. 4 lid 2 Zesde richtlijn, vgl. art. 7 lid 2 onderdeel b Wet OB, zie hierna: paragraaf 24.3.1.3).