Einde inhoudsopgave
Belastingplan 2006
Artikel V
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Redactionele toelichting
Onderdeel D is gewijzigd bij de Min. Reg. van 12-12-2005, Stcrt. 252 (iwtr. 01-01-2006).
- Bronpublicatie:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Indien artikel VI, onderdeel B, van het Belastingplan 2005 vóór of op 1 januari 2006 in werking is getreden, wordt in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, ‘voorzover zij voordelen behalen uit werkzaamheden die zijn toegestaan op grond van het op die wet gebaseerde Besluit beheer sociale-huursector’ vervangen door: voorzover hun werkzaamheid bestaat uit de verkrijging, het bezit, het beheer en de vervreemding van anders dan tijdelijk verhuurde woningen waarvan bij de aanvang van het boekjaar een huurprijs per maand geldt die niet uitgaat boven het bedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, van andere voor verhuur bestemde ruimten in een gebouw ingeval de gebruiksoppervlakte van het gebouw voor tenminste 80% bestaat uit gebruiksoppervlakte van hiervoor bedoelde woningen, of van gebouwen met een maatschappelijke functie.
- B.
Indien artikel VI, onderdeel B, van het Belastingplan 2005 op 1 januari 2006 nog niet in werking is getreden, wordt in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, ‘voorzover zij voordelen behalen uit werkzaamheden die zijn toegestaan op grond van het Besluit van 9 oktober 1992, houdende regels betreffende instellingen, werkzaam in het belang van de volkshuisvesting’ vervangen door: voorzover hun werkzaamheid bestaat uit de verkrijging, het bezit, het beheer en de vervreemding van anders dan tijdelijk verhuurde woningen waarvan bij de aanvang van het boekjaar een huurprijs per maand geldt die niet uitgaat boven het bedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, van andere voor verhuur bestemde ruimten in een gebouw ingeval de gebruiksoppervlakte van het gebouw voor tenminste 80% bestaat uit gebruiksoppervlakte van hiervoor bedoelde woningen, of van gebouwen met een maatschappelijke functie.
- C.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘ 3.11 en 3.12’ vervangen door: 3.11 tot en met 3.12a.
- 2.
Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a
Voor de toepassing van de artikelen 3.12a, 3.33 en 3.42b van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor medegerechtigde als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van die wet gelezen belastingplichtige. Voorts wordt voor de toepassing van artikel 3.42b, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het daar genoemde bedrag van € 25 000 gelezen: € 100 000.
- D.
In artikel 8, eerste lid, wordt voorts ‘ 3.13, eerste lid, onderdelen a en h’ vervangen door: 3.13, eerste lid, onderdelen a, g en h.
- E.
In artikel 16, eerste lid, wordt ‘6 percent’ vervangen door: 10 percent.
- F.
Artikel 16 wordt voorts als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘aan in Nederland gevestigde kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen,’ vervangen door: aan instellingen als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001,.
- 2.
Het derde lid vervalt.
- G.
In artikel 25, eerste lid, wordt ‘betrekking hebbende op bestanddelen van de winst en van het Nederlandse inkomen’ vervangen door: behoudens voorzover deze belastingen zijn geheven naar opbrengsten of prijzen die geen deel uitmaken van de belastbare winst of het Nederlandse inkomen van het jaar.
- H.
Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4
De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen van de kredietinstelling, bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, indien die instelling een bedrag ter grootte van die dividendbelasting overmaakt naar de geblokkeerde rekening van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen. De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen, wordt als voorheffing aangewezen van de beheerder van de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, indien die beheerder een bedrag ter grootte van die dividendbelasting aanwendt ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling ten behoeve van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in aanmerking wordt genomen.