Einde inhoudsopgave
Belastingplan 2006
Artikel III
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Bronpublicatie:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
- A.
In artikel 1 vervalt ‘natuurlijke’.
- B.
In artikel 2 wordt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot respectievelijk zevende en achtste lid, na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
6
Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die als vrijwilliger uitsluitend vergoedingen of verstrekkingen ontvangen met een gezamenlijke waarde van ten hoogste € 150 per maand en € 1 500 per kalenderjaar. Hierbij wordt onder vrijwilliger verstaan degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een privaatrechtelijk of publiekrechtelijk lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting dan wel voor een sportorganisatie. Het desbetreffende lichaam is gehouden volgens ministeriële regeling te stellen regels opgave te doen van gegevens waarvan de kennisneming voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand van belang is.
- C.
Artikel 6, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
- b.
een of meer personen in dienst heeft van wie het loon is onderworpen aan de inkomstenbelasting, met betrekking tot deze personen de loonadministratie in Nederland houdt en zich voor deze personen als inhoudingsplichtige bij de inspecteur heeft gemeld.
- D.
Aan artikel 11, eerste lid, wordt, onder vervanging van een punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- t.
verstrekking van een recht op vervoer voorzover dat betrekking heeft op een periode van ten hoogste zes maanden, waarbij de financiering van dit vervoer vanwege dreigende verkeershinder door wegwerkzaamheden grotendeels door de overheid plaatsvindt.
- Da.
Artikel 13bis wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste, tweede en vierde lid wordt ‘op jaarbasis’ telkens vervangen door: op kalenderjaarbasis.
- 2.
Aan het derde lid wordt vóór de punt aan het slot ingevoegd:
en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. Van een dergelijk verbod op privé-gebruik is sprake indien:
- a.
het verbod schriftelijk is vastgelegd;
- b.
de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart;
- c.
de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en
- d.
de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden.
- 3.
Na het achtste lid worden zes nieuwe leden toegevoegd luidende:
9
Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur overlegt waarin is vastgelegd dat de werknemer aan de inspecteur heeft medegedeeld dat de hem ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt (verklaring geen privé-gebruik), laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste volzin bedoelde mededeling niet juist is.
10
De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privé-gebruik bij de inspecteur indienen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
11
De inspecteur kan de verklaring geen privé-gebruik, al dan niet op verzoek van de werknemer, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken, waarbij de intrekking voor zover nodig terugwerkende kracht kan hebben. De werknemer is gehouden een verzoek tot intrekking te doen zodra de auto op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
12
In geval van een verklaring geen privé-gebruik kan de inspecteur de werknemer op enig moment verzoeken te doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
13
Indien de verklaring geen privé-gebruik wordt ingetrokken of indien de werknemer niet doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde belasting, voorzover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de eerste volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval de inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld in het negende lid, eerste volzin, niet juist was.
14
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring geen privé-gebruik.
- Db.
In artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 0,18’ vervangen door: € 0,19.
- E.
Artikel 18d, derde lid, komt te luiden:
3
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, blijft in de jaren tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de 65-jarige leeftijd, van de uitkering buiten aanmerking een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. De eerste volzin is onverminderd van toepassing bij dienstbetrekkingen in deeltijd.
- F.
In artikel 19e wordt de tweede volzin vervangen door: De commissie adviseert over de fiscale aspecten van pensioenen, waarbij acht wordt geslagen op de voorwaarde dat de adviezen nagenoeg budgettair neutraal uitgevoerd kunnen worden.
- G.
Artikel 19g wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het derde lid komt te luiden:
3
Het ingevolge een levensloopregeling ingehouden loon wordt overgemaakt naar een geblokkeerde rekening bij een kredietinstelling, als premie gestort bij een verzekeraar voor een verzekering in het kader van een levensloopregeling, dan wel overgemaakt naar de beheerder van een beleggingsinstelling ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling.
- 2.
In het vierde lid, aanhef, wordt ‘kredietinstelling, onderscheidenlijk verzekeraar’ vervangen door: kredietinstelling, onderscheidenlijk verzekeraar of beheerder van een beleggingsinstelling.
- 3.
In het vierde lid wordt na onderdeel b, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
- c.
beheerders van beleggingsinstellingen aan wie een vergunning is verleend ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen en die zijn gevestigd in Nederland;.
- 4.
In het vierde lid wordt in het tot onderdeel d vernummerde onderdeel c ‘onderdelen a en b’ vervangen door: onderdelen a, b en c.
- H.
In artikel 20a wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
-
€ 17 046
-
2,45%
€ 17 046
€ 30 631
€ 417
9,75%
€ 30 631
€ 52 228
€ 1 741
42%
€ 52 228
-
€ 10 811
52%
- I.
In artikel 21b wordt ‘de aanvullende ouderenkorting’ vervangen door: de alleenstaande ouderenkorting.
- J.
In artikel 21c, onderdeel e, wordt ‘aanvullende ouderenkorting’ vervangen door: alleenstaande ouderenkorting.
- K.
Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 78.
- L.
Artikel 22b wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt verhoogd met € 200.
- 2.
Het in het tweede lid genoemde bedrag wordt verlaagd met € 85.
- M.
Artikel 22c wordt vervangen door:
Artikel 22c
1
Voor de werknemer die een uitkering als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a of onderdeel c, van de Algemene Ouderdomswet geniet, is de alleenstaande ouderenkorting van toepassing.
2
De alleenstaande ouderenkorting bedraagt € 562.
- N.
In artikel 24 wordt ‘de aanvullende ouderenkorting’ vervangen door: de alleenstaande ouderenkorting.
- O.
Aan artikel 26 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
6
Voor het geval de werknemer binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, kunnen voor de toepassing van het vierde lid bij ministeriële regeling aanvullende bepalingen worden gesteld.
- P.
Vóór artikel 28 wordt ingevoegd:
Artikel 27e
1
Met het oog op het beperken van administratieve lasten van een aantal inhoudingsplichtigen die tegelijkertijd aangiften doen, kan de inspecteur op hun verzoek, onder door hem te stellen voorwaarden, deze inhoudingsplichtigen aanwijzen als samenhangende groep inhoudingsplichtigen.
2
De aanwijzing kan en de daarbij gestelde voorwaarden kunnen, al dan niet op verzoek van een of meer inhoudingsplichtigen, worden gewijzigd of ingetrokken.
3
Aanwijzing, wijziging en intrekking vinden plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking.
- Q.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid, onderdeel e, komt als volgt te luiden:
- e.
loon met een bestemmingskarakter, zijnde:
- 1°
loon ter zake van een voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, indien in verband met de aard van het werk die bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, bedraagt de verschuldigde belasting over dit loon op jaarbasis per bestelauto € 300. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit loon;
- 2°
overig bij ministeriële regeling aan te wijzen loon;.
- 2.
In het tweede lid, onderdeel b, ten tweede, wordt ‘onderdeel e’ vervangen door: onderdeel e, onder 2°.
- 3.
Onder vernummering van het tiende lid tot elfde lid, wordt na het negende lid een lid ingevoegd, luidende:
10
Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te hebben plaatsgevonden.
- R.
Na artikel 32aa wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 32ab
1
Als eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31 worden mede aangemerkt bij ministeriële regeling aan te wijzen verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemers, waarvoor geen inhoudingsplicht bestaat bij of krachtens een ander artikel van deze wet, ingeval de verstrekker schriftelijke mededeling doet aan de ontvanger van het toepassing vinden van deze eindheffing en aannemelijk kan maken wie de ontvanger is van de verstrekking.
2
Degene die een mededeling heeft gedaan dat hij eindheffing toepast, wordt, zo hij dat nog niet is, aangemerkt als inhoudingsplichtige.
3
Met betrekking tot een eindheffingsbestanddeel als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrag van de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 31, tweede lid, bepaald naar een tarief van:
- 1°
45 percent, met betrekking tot een verstrekking waarvan de waarde in het economische verkeer niet meer bedraagt dan € 136;
- 2°
75 percent, met betrekking tot een verstrekking waarvan de waarde in het economische verkeer meer bedraagt dan € 136.
- S.
Aan artikel 38c wordt een lid toegevoegd, luidende:
3
Een aanspraak ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in het tweede lid kan met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden omgezet in een aanspraak ingevolge een ouderdomspensioenregeling, voorzover het ouderdomspensioen na de omzetting niet meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende loon.
- T.
Voor artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 38i
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op een goede invoering of een doelmatige toepassing van de wijzigingen die zijn aangebracht in deze wet bij de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IIB of hoofdstuk VIII van deze wet.