Einde inhoudsopgave
Belastingplan 2006
Artikel XXVIII
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Bronpublicatie:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2005, Stb. 2005, 683 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30306)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel II, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het derde lid wordt ‘onder vernummering van het zesde lid tot tweede lid’ vervangen door: onder vernummering van het zesde lid tot derde lid.
- 2.
In het vierde lid wordt ‘In het tot tweede lid vernummerde zesde lid’ vervangen door: ‘In het tot derde lid vernummerde zesde lid’. Voorts wordt ‘in het tweede lid, onderdeel b,’ vervangen door: in het derde lid, onderdeel b,.
- B.
Artikel II, onderdeel C, wordt vervangen door:
- C.
Artikel 19b wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde, zesde en zevende lid tot zesde, zevende en achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:
5
Het eerste lid is niet van toepassing voorzover een in onderdeel b van dat lid bedoelde uitkering of afkoopsom wordt uitgekeerd als gevolg van een bij of krachtens artikel 32, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet toegestane afkoop van aanspraken, opgebouwd ten behoeve van pensioen in de periode voorafgaand aan de datum waarop de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
- 2.
In het tot zevende lid vernummerde zesde lid wordt ‘vierde lid’ vervangen door: zesde lid.
- C.
Artikel V vervalt.
- D.
Artikel XIII, onderdeel E, wordt vervangen door:
- E.
In afwijking in zoverre van artikel 19g, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel op 1 januari 2006 luidt, kunnen voor werknemers die in een kalenderjaar pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 19b, vijfde lid, afkopen, in dat kalenderjaar meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 12 procent van het loon van het jaar, voorzover zulks het gevolg is van de aanwending van de afkoop van de pensioenaanspraken voor het opbouwen van een voorziening ingevolge een levensloopregeling met dien verstande dat de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar opgebouwde aanspraken een periode van extra verlof van 2,1 jaar niet te boven gaan.