Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/234
EEX-Verordening. Bevoegdheid. Materieel toepassingsgebied; art. 1, lid 2, onder a; ‘de bevoegdheid van natuurlijke personen’; art. 22, punt 1; procedure van oneigenlijke rechtspraak inzake recht van onder curatele gestelde persoon die in een lidstaat woont om te beschikken over zijn in een andere lidstaat gelegen onroerende goederen.
HvJ EU 03-10-2013, ECLI:EU:C:2013:633 (Schneider)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
3 oktober 2013
- Magistraten
M. Ilešič, E. Jarašiūnas, A.Ó Caoimh, C.Toader, C.G. Fernlund
- Zaaknummer
C-386/12
- Conclusie
A-G N. Jääskinen
- Roepnaam
Schneider
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2013:633, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 03‑10‑2013
- Wetingang
Essentie
Siegfried János Schneider
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Sofiyski gradski sad (Bulgarije) bij beslissing van 29 juni 2012.
EEX-Verordening. Bevoegdheid. Materieel toepassingsgebied; art. 1, lid 2, onder a; ‘de bevoegdheid van natuurlijke personen’; art. 22, punt 1; procedure van oneigenlijke rechtspraak inzake recht van onder curatele gestelde persoon die in een lidstaat woont om te beschikken over zijn in een andere lidstaat gelegen onroerende goederen.
De EEX-Verordening, en met name art. 22, punt 1, daarvan, moet aldus worden uitgelegd dat zij geen toepassing vindt op een procedure van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.