Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/209
Bekennende verdachte in appel.
HR 17-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1970
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 december 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/00763
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Strafprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1970, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1952, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑06‑2012
- Wetingang
Art. 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering
Essentie
In het licht van de wetshistorie moet art. 359 lid 3 Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen indien verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en geen sprake is van de aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. Het hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat verdachte ter zitting in appel de feiten, zoals die door de rechtbank bewezen zijn verklaard, duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Gelet hierop heeft verdachte onvoldoende belang bij zijn klacht dat het hof het vonnis van de rechtbank niet had ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.