Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/747
Verjaring van in eerste faillissement ontstane maar niet verifieerbare rentevorderingen; aanvangstermijn verjaring art. 3:308 BW; opeisbaarheid . Inning rentevorderingen van borgen en hoofdelijke medeschuldenaren. Vervolg van HR 28 november 2014, NJ 2015/123.
HR 24-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1294
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 juni 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
15/03666
- Conclusie
A-G mr. J.B.M.M. Wuisman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1294, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24ā06ā2016
ECLI:NL:PHR:2016:77, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04ā03ā2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 06ā08ā2015
- Wetingang
Essentie
Verjaring van in eerste faillissement ontstane maar niet verifieerbare rentevorderingen; aanvangstermijn verjaring art. 3:308 BW; opeisbaarheid. Inning rentevorderingen van borgen en hoofdelijke medeschuldenaren. Vervolg van HR 28 november 2014, NJ 2015/123.
Het verweer van de curator dat de onderhavige, in het eerste faillissement niet verifieerbare rentevorderingen, niet opeisbaar zijn geworden voor het einde van het eerste faillissement van de failliet, slaagt. De rentevorderingen vloeien voort uit reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhoudingen met de gefailleerde, zodat zij in beginsel ā evenals de hoofdvorderingen waarmee zij verbonden zijn ā op de voet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.